Wat als je kind stottert? Hoe komt het en wat kun je eraan doen?
Enkele harde feiten
- 1% van de bevolking stottert.
- Volgens sommige studies heeft ongeveer 4,2% van de bevolking gedurende minstens een halfjaar last van stotteren.
- Stotteren is erfelijk in 25% van de gevallen.
- Er zijn meer mannelijke dan vrouwelijke stotteraars. Bij kleuters is de verhouding zelfs 2 (jongens) op 1 (meisje).
Wat verstaa we onder stotteren?
Stotteren is meer dan gewoon een spreekvloeiendheidsstoornis waarbij de spreker precies weet wat hij wil zeggen, maar er op dat ogenblik niet in slaagt. Het is een complex en dynamisch probleem. ‘Het gesproken woord’ is het belangrijkste communicatiemiddel op aarde. Daardoor is de impact van stotteren op de sociale, psychologische, professionele... ontwikkeling van stotteraars immens.
Vriendjes maken, hun mening kunnen uiten, hun willetje doordrijven, zelfstandig worden, aanvaard worden, zich begrepen en gelijkwaardig voelen ... Het zijn allemaal dingen die voor een opgroeiend kind heel bepalend zijn voor hun verdere leven. Kinderen die niet zo vlot kunnen praten, worden al snel gepest. Stotterende kinderen vertonen vaak vermijdingsgedrag, houden zich op de achtergrond en zullen zelden spontaan het woord nemen, tenzij ze erg sterk in hun schoenen staan. Velen van hen krijgen een flinke deuk in hun zelfvertrouwen. Andere kinderen worden dan weer agressief en onhandelbaar, omdat ze het gevoel hebben dat ze continu geviseerd en gepest worden. Het worden echte vechtertjes op school.
Het ijsbergfenomeen
- Boven de zeespiegel: het openlijke stottergedrag
Met het openlijke stottergedrag bedoelen we: wat je kunt zien en horen bij iemand die stottert. Denk maar aan de bekende herhalingen (ma-ma-ma-matroos), blokkades (p…aard) en verlengingen (ssssssssschool). Dit noemen we ook wel het primaire stotteren. Deze vorm ontstaat tussen het tweede en vijfde levensjaar.
Ook de spierspanningen, de meebewegingen (zoals het hoofd schudden, in de vingers knijpen of met de ogen knipperen), het gebruik van synoniemen voor bepaalde woorden, het vermijden van bepaalde situaties (bv. de vinger opsteken of een drankje bestellen) en het zich isoleren zijn zichtbaar voor de omgeving.
Dit secundaire stotteren ontstaat wanneer het kind zich bewust wordt van het primaire stotteren en als reactie hierop ervan weg vlucht en/of er krampachtig tegen vecht. Dit zien we meestal pas na de leeftijd van 5 jaar. Voor die leeftijd beseft de kleuter zelf niet dat hij stottert.
Maar dit is slechts het topje van de ijsberg…
- Onder de zeespiegel: het verborgen stottergedrag
Het grootste deel van de ijsberg ligt immers onder de zeespiegel. Hier gaat het om wat de omgeving niet ziet en hoort, maar wat de stotteraar voelt en denkt tijdens het stotteren, als het weer niet lukt de woorden vlot uit te spreken. De innerlijke schaamte en het gevoel van mislukking bij het zien van de reactie van anderen op het stotteren, mogen we zeker niet onderschatten.
Ontstaan en ontwikkeling
Het stotteren begint doorgaans op de leeftijd van 2 tot 5 jaar, maar het kan voor het eerst optreden tot het twaalfde levensjaar. Na deze leeftijd is het erg uitzonderlijk dat een kind nog begint met stotteren. Het stotteren ontwikkelt zich bij de meeste kinderen geleidelijk. Soms begint het pas na een periode van vloeiend praten, maar meestal begint het stotteren toch op zeer jonge leeftijd, wanneer kinderen steeds meer gaan praten waardoor het stotteren wordt opgemerkt.
Sommige kinderen stotteren weinig, andere dan weer veel. Soms hebben ze er wekenlang geen last van, en dan plots duikt het stottergedrag weer op, vaak in periodes van spanning of vermoeidheid.
Op jonge leeftijd verdwijnt het stotteren vaak spontaan. Bij ongeveer een derde van de beginnende stotteraars verdwijnt het stotteren binnen de twee jaar. Bij meisjes en rechtshandigen is de kans groter dat het stotteren spontaan verdwijnt. Bij een derde blijft de ernst ervan zeer beperkt. En bij een derde groeit het stotteren echt uit tot een ernstig probleem of handicap, tot chronisch stotteren.
Het is goed om hulp te zoeken bij de eerste signalen van stotteren
Voor de leeftijd van 5 jaar: primair stotteren
Het kind is zich er meestal nog niet bewust van dat het stottert. Daardoor komt secundair stotteren zelden voor op deze leeftijd.
Is het goed om met een therapie te beginnen?
Ja, hoewel bij 60% van deze kinderen het stotteren spontaan weer overgaat…
Zorg ervoor dat het kind niets merkt. De therapie in deze fase berust namelijk op het informeren en begeleiden van de ouders. Het kind zelf gaat beter nog niet naar een logopedist. Zo vermijd je dat het kind toch gaat beseffen dat er iets is met zijn spreken, waardoor vroegtijdig secundair stotteren kan optreden.
Wat kun je zelf doen?
- Laat het kind merken dat je van hem houdt en dat hij belangrijk is voor jou. Accepteer het kind zoals het is.
- Spreek zelf op een rustige, duidelijke manier. Dit is efficiënter dan om je kind aan te manen om zelf trager of rustiger te spreken. Wanneer jij rustig praat, zal een klein kind dit spreekmodel waarschijnlijk vanzelf overnemen, omdat zijn eigen spreektempo nog niet gevormd is. Rustig leren spreken vermindert op zich al het stotteren. Dit blijft ook belangrijk na de leeftijd van 5 jaar. Praat tegen broers en zussen op dezelfde rustige manier. Zo wordt het stotterende kind niet geviseerd en heeft hij niet het gevoel dat hij anders wordt behandeld.
- Richt de aandacht op wat het kind zegt en niet zozeer op hoe het dit zegt. Maak hierbij oogcontact en probeer op een vriendelijke manier geduld uit te stralen.
- Geef het kind de tijd om zijn gedachten uit te drukken. Laat hem steeds uitspreken.
- Las een pauze in voor je antwoordt. Laat het kind zelf de lijn van het gesprek bepalen en speel in op wat het kind zegt. Stel niet te veel vragen.
- Houd spreekmomentjes met het kind en doe dit op een speelse manier. Bijvoorbeeld: vertellen over de dag, een gedichtje opzeggen... Vermijd externe prikkels zoals radio en televisie tijdens deze momentjes. Doe het bijvoorbeeld als het kind in bad zit of tijdens het eten.
- Deel de leerkracht mee dat het kind stottert, vóór de eerste schooldag of tijdens de eerste schooldagen. De meeste leerkrachten staan positief tegenover overleg met de ouders. Wordt het kind op school uitgelachen, wacht dan niet te lang om de leerkracht hierover in te lichten.
- Probeer zoveel mogelijk familie en vrienden/kennissen in te lichten over hoe ze het best omgaan met het stotterende kind.
- Geef het kind kleine taken: laat het zelf antwoorden in de winkel of aan de telefoon, doe het niet in zijn plaats. Ook een stotterend kind moet de kans krijgen zich te ontwikkelen door zelfstandigheid te oefenen. Het kind moet leren om zelf het woord te doen, assertief te reageren en om te gaan met kritiek.
Wat doe je beter niet?
- Corrigeer het kind zo min mogelijk tijdens het praten, wijs het niet op het gestotter en laat het geen woorden herhalen tot het ‘goed’ is. Dat maakt het spreken alleen maar onaangenaam en frustrerend voor het kind. Vermijd ook goed bedoelde adviezen als “Denk eerst goed na”, “Haal eens diep adem”, “Wees eens wat rustiger” of “Doe eens wat meer je best”. Die zijn niet bevorderlijk voor het zelfvertrouwen van het kind.
- Het geven van beloningen en cadeaus (als het kind niet stottert) zijn hier niet op hun plaats. Dit leidt alleen maar tot meer spreekangst en frustratie.
- Opmerkingen in het bijzijn van het kind als “Wat stottert hij toch weer erg” werken als stoorzenders en worden zelfs door kleuters van 3 jaar opgepikt… Pas hier dus mee op!
- Behandel het kind zoals broers en zussen, met dezelfde huisregels en gewoontes. Door een te beschermende opvoeding krijgt de jonge stotteraar onvoldoende de kans om zich te ontwikkelen tot een zelfstandige volwassene.
Na de leeftijd van 5 jaar of bij secundair stotteren voor de leeftijd van 5 jaar
Een therapie bij een erkende stottertherapeut is aangeraden wanneer het kind langer dan 6 maanden stottert of wanneer je merkt dat het kind er zelf last van heeft.
Kinderen beginnen zelden zelf over het stotteren. Via allerlei signalen (het secundair stotteren) kun je als volwassene wel merken of ze het stotteren vervelend vinden of niet. Bijvoorbeeld als het kind na een blokkade zich verstopt, rood aanloopt of je aankijkt om te zien hoe je reageert op het stotteren.
Wat kun je zelf doen?
- Houd alle bovenstaande adviezen in je achterhoofd. Ze blijven ook nu toepassing.
- Een therapie valt of staat met de steun die de stotteraar ondervindt van zijn omgeving. Blijf het kind dus aanmoedigen. De weg is soms lang…
- Praat voldoende met het kind over het stotteren. Zoek eventueel zelf steun bij je partner of je huisarts wanneer je met angsten of zorgen zit.
- Zorg dat het kind plezier houdt in het spreken. Doe dit spelenderwijs en las voldoende spreekmomentjes in.
- Laat het kind aanvoelen dat stotteren mag. Knik bevestigend en bemoedigend, lach vriendelijk of knoop zomaar een gesprekje aan. Ook stotterend spreken verdient aandacht en is waardevol binnen het gezin. De mening van een stotteraar is even belangrijk als die van broer of zus.
- ‘Beloon’ het kind als het goed spreekt, zonder het stotteren als fout te bestempelen. Glimlach als hij een voor hem moeilijke spreeksituatie heeft aangekund of praat met een ander, in aanwezigheid van het kind, lovend over de vorderingen hij al maakte. Doe dit wel pas als het kind zich bewust is van het stotteren en actief meewerkt.
- Een toename van stotteren is vaak een teken dat het kind zich niet goed voelt. Ga na of het optreden en de intensiteit van het stotteren niet samenvallen met bepaalde patronen of omstandigheden zoals ruzies, het gemis van een ouder of een bepaalde sfeer thuis. Probeer er vervolgens (indien mogelijk) iets aan te veranderen.
Wat doe je beter niet?
- Vul niet aan en neem het niet over. Laat iedereen thuis om de beurt aan het woord. Dit vergt veel energie en discipline!
- Doe niet alsof het stotteren niet is gebeurd, loop niet weg. Kinderen mogen best weten dat volwassenen horen dat ze stotteren. Laat wel merken dat je meer belang hecht aan wat ze zeggen en aan het durven stotteren, dan aan het al dan niet vloeiend praten.
- Steek het niet in de doofpot dat het kind stottert. Uit angst om het te kwetsen wordt er soms gezwegen over het stotteren. Zo kan het kind met zijn gevoelens niet terecht bij de ouders.
- Stel je niet betuttelend of medelijdend op ten opzichte van het kind. Dan ervaart het zichzelf pas echt als een mislukkeling.
Meer informatie kun je vinden op de website www.stotteren.be en in het boek Als spreken moeilijk is van Gert Reunes en Philip Vuylsteke.