tiener scoutskamp vakantie

Hoe een scoutskamp de verschillen tussen broers blootlegt

14/08/2024

Elk kind is anders, en dat ontdek je eens zo hard als ze op kamp gaan. Dat zag ik ook dit jaar opnieuw bij mijn jongens. Laat ik ze voor het gemak B1, B2 en B3 noemen, als knipoog naar de boeven uit de serie van de broers Bassie en Adriaan, de clown en de acrobaat. Ook herkenbaar trouwens, als je enkel jongens in huis hebt …

1. Tijdens het koffers pakken

‘Ik wil zeker die zwarte short. En dat ene T-shirt. En ook wat voetbaltenuetjes. En dit T-shirt. Of nee, dat past niet mooi bij die broek. Of ja, dat boeit niet. Het is maar een scoutskamp.’ Bij B3 is het zo gefixt!

‘Pak maar wat!’ Zo maakte B2 zich er makkelijk vanaf. Het maakt hem ook totaal niet uit wat er in de koffer zit, als hij maar iets heeft om aan te doen. Lekker makkelijk. 

‘Maak jij mijn koffer maar, het komt niet zo nauw,’ aldus B1. Tot ik de stapels klaargelegd heb. ‘Maar dat doe ik niet aan, hoor! Zo belachelijk, die short trekt op niks. En dat ook niet. Seg, jij kiest alleen lelijke dingen uit! Ik maak mijn koffer zelf wel.’ Om dan een paar uur later vanuit de zetel te roepen: ‘Oh ja, mama, pak jij mijn koffer toch maar. Het maakt niet zoveel uit.’

2. Bij het vertrek

Voor B1 kan het afscheid niet snel genoeg gaan. We worden vooraf al uitgebreid gewaarschuwd: ‘Je gaat daar niet blijven staan, hè! Dat is belachelijk.’ En op het moment van vertrek is de boodschap zelfs nog korter: ‘Doei!’ En oh ja, ik zou het nog haast vergeten: ‘Geen foto’s!!’ 

Groter kan het contrast met B2 niet zijn. Al dagen op voorhand speelt het vertrek in zijn hoofd, al dan niet met tranen. Op het moment zelf zijn de waterlanders natuurlijk ook van de partij. Met een betraand gezicht en een verwrongen glimlach lukt het hem toch om op de trein te stappen. 

En B3? Die zag vriendjes met een bal spelen toen we op de kampplaats aankwamen. ‘Jullie installeren mijn bed wel, hé? Doei!’ Nadat we die taak volbracht hadden, kregen we nog net een kus en knuffel voor hij weer in het speelbos verdween. 

3. In de brievenbus

Ook al weten we dat de post niet al te snel werkt, toch gaan we elke dag dat ze op kamp zijn vol enthousiasme richting de brievenbus om daar … niets te vinden. Maar ook als de scouts alweer thuis zijn, blijft de brievenbus zo goed als leeg. B1 vond tijdens zijn verblijf van tien – 10! – dagen geen enkel moment om een kort woordje neer te pennen. 

B3 wist wonderbaarlijk niet meer wat hij met dat papier moest aanvangen. ‘Oh, was dat om een brief te schrijven? Ik dacht om te tekenen!’ ‘Heb je dan een tekening gemaakt?’ ‘Nee!’ 

Gelukkig maakte het kattenbelletje van B2 alles goed. ‘Het is hier heel leuk. Het eten is lekker. Daag!’ 

4. De vuile was

Het grootste verschil ontdekken we pas bij thuiskomst. Na 6 dagen kamp komt B3 als eerste thuis. Alle kleren en al het ondergoed is opgebruikt. ‘Goed, hé? Ik heb altijd schone kleren aangedaan. Soms wel twee keer op een dag!’ 

Vol spanning wachtte ik dan ook op de koffer van B2. Die had amper twee sets kleding en vier onderbroeken gebruikt tijdens zijn verblijf van 8 dagen. En nog opvallender: geen handdoek. ‘Ah nee, na het tandenpoetsen doe ik gewoon zo!’ En hij veegt met zijn arm over zijn mond. 

B1 had op 10 dagen amper evenveel vuile was verzameld. ‘Zo hoef je ook niet veel te wassen!’ Hmm nee, alles is klam en stinkt naar tent. Dat hoef ik niet te wassen, nee…