Het vat is af. Nee, heb het niet over mijn energiepeil – al is het daar ook vrij dramatisch mee gesteld na 8 maanden slaaptekort – maar over mijn reservoir aan vloeibaar goud, aka moedermelk. Begin deze zomer sijpelde namelijk de laatste pe-tiet-erige druppel uit mijn persoonlijke milky way en dat bracht me wel even … van mijn melk.
Mijn borstvoedingsverhaal kende nochtans een droomstart: mijn kersverse zoon hapte toe zoals ik bij een 1 + 1-actie op mijn favoriete rosé. Hij had het comazuipen al vanaf dag 1 onder de knie – een trotsere moeder kon ik niet zijn.
En ook ik had alles onder controle: terwijl ik me bij baby 1 nog wat onzeker voelde om op publieke plaatsen de melkfabriek boven te halen, ging het bij baby 2 haast vanzelf. Op restaurant, in het vliegtuig, op de parking van de Colruyt – you name the place, mijn zoon heeft er smakelijk gegeten. En ik waarschijnlijk ook wel telkens iemand geflasht. Bij deze: sorry aan die toevallige passanten (of graag gedaan).
Nu, vergis je niet: borstvoeding is geen walk in the park. Het is een ervaring die soms rauw en pijnlijk kan zijn, een beetje zoals je tepels na die eerste drie dagen voeden. De nachten waarin ik mijn zoon milk drunk voerde maar zelf met de kater van die dekselse vermoeidheid achterbleef, zijn al even talrijk geweest als de keren dat ik ben ondergespuugd met mijn melk van eigen makelij.
En toch ga ik het missen. Borstvoeding is een echte booby trap: eens je eraan vastzit laat het je niet meer los. De band met mijn zoon is er misschien wel nóg sterker door geworden. Nu wel maar hopen dat hij dat comazuipen binnen een jaar of zestien heeft afgeleerd.