6374fi.jpg

Als mama geopereerd moet worden

10/12/2019

Sinds 2003 – en met een boost sinds 2012 – onderga ik regelmatig een operatie. Laten we zeggen minstens eenmaal per jaar als het ‘goed’ gaat. Momenteel verbreek ik een persoonlijk record van 22 operatie-vrije maanden. Volgende week wordt die ‘vastenperiode’ verbroken. En het is anders dit keer, het is ‘nieuw’. ‘t Is voor het eerst sinds ik mama ben. Een operatie ondergaan met een kind in huis, vergt net dat tikkeltje meer planning dan een catsitter zoeken voor m’n furrbaby. Het vraagt een vleugje meer moed.

We gingen van borst naar flesjes moedermelk, van rooming-in naar een eigen kamertje, we planden de pre-operatieve dag en nacht. En we deden dit steeds met oog op mijn herstel maar met ons zoontje op de bovenste schap. Mijn reeds (meer als voldoende) ervaring met deze ingrepen, waren een voordeel in de voorbereiding van een realistisch plan van aanpak.

Van borst naar fles

Als eerste moesten we de borstvoeding afbouwen. Het is niet combineerbaar met de pijnmedicatie die ik toch wel enkele weken zal moeten nemen en die periode al kolvend overbruggen is onmogelijk. Te veel pijn, te veel bewegingsbeperking en mijn lichaam zal de energie broodnodig hebben om te herstellen van weeral een inbreuk op haar wezen.

Ik heb er heel lang over nagedacht en besproken met mijn partner, mijn arts en enkele vriendinnen, vooraleer ik deze keiharde knoop doorhakte. Met heel veel pijn in m’n hart neem ik langzaam afscheid van mijn melkfabrieken, het voeden van mijn kind en die intieme knuffelmomentjes die hier onlosmakelijk mee verbonden zijn. Langzaam, heel langzaam. Zowat aan hetzelfde tempo als de operatiedatum in het zicht komt.

Nadat we de mijlpaal van dertien maanden liefdevol voeden gepasseerd zijn, voorzie ik een allerlaatste speciaal momentje, een aantal dagen voor D-day. Troostend is de diepvries die nog volgepropt is met moedermelk waardoor ons boyke nog een hele tijd extra vloeibaar goud kan slurpen. We oefenden ook al met kunstvoeding en ook daar geniet onze alleseter met volle teugen van.

Rooming-in/out

Een week geleden sliep ons zoontje voor het eerst op z’n eigen kamertje. Tot nu toe was die enkel in gebruik door een kleerkast, luiertafel en als parkeerplaats voor de kinderwagen. Hij sliep bij ons op de kamer, in zijn eigen bedje, maar belandde met regelmaat in de warmte van ons nest.

De eerste nacht sliep papa nog op een matras langs hem. Maar sinds hij alleen op zijn kamer ligt, slaapt hij plots pakken beter. Hij wordt minder vaak wakker. En als hij ontwaakt, slaapt hij heel snel weer zelf in. Na hem meer dan een jaar in slaap te wiegen, ging meneertje ineens op z’n eentje richting Dromenland. Vol verbazing staarden we naar de babyfoon. Wat begon als ‘even proberen’, resulteerde in een onverwacht succes. Waardoor ik met betonnen borsten wakker werd – amai, patat – maar wat de afbouw natuurlijk wel vergemakkelijkt.

Stiekem ben ik heel erg opgelucht dat dit alles zo gesmeerd verloopt. In de ochtend doen we nog een minidutje samen, in het grote bed, na de ochtendvoeding. Dan tracht ik mijn dosis nabijheid voor de nacht in te halen. En in grote stiekemheid ook te nemen. Wat mis ik dat gesnurk van die kleine held ‘s nachts of die kleine, zoekende warme handjes tegen mijn huid.

Zo moeder, zo zoon: Ook naar de dokter

De dag en nacht voor een ingreep vergen altijd een beetje planning. Ergens in de buurt van het UZA slapen de nacht voordien (zo vermijd ik een extra ziekenhuisnacht), afspraken maken rond vervoer en proberen nog een glimp op te vangen van mijn liefste vriendinnen. We wisten tot nu toe altijd het aangename aan dit noodzakelijk kwaad te koppelen, maar ook dat is ditmaal zo anders. Want de dag voor de ingreep wordt er eentje van zenuwsloperij, wachttijden in andere wachtzalen en terug naar het ziekenhuis waar mijn verhaal zestien jaar geleden van start ging. Twee ziekenhuizen in twee dagen, pittig.

Het eerste ziekenhuisbezoek is voor een keertje niet voor mij, nee. Voor Otis. Losstaand van mijn monster heeft onze lieve jongen café au lait – vlekken. Die teken kunnen zijn van een – toch wel heel – akelig syndroom. Sinds 1 augustus wachtten we op onze afspraak om genetisch onderzoek te laten uitvoeren. Het is lang wachten en met momenten bekruipt de onzekerheid mij. Maar we hebben hoop op een goede afloop. Dat indien hij drager is van het gen, hij een normaal leven kan leiden. Omdat zijn ontwikkeling tot nu toe goed verloopt, is er een grote kans dat – moest hij positief testen – de gevolgen van de aandoening minimaal zijn. We hopen natuurlijk dat de uitslag negatief gaat zijn en we dit alles in een doosje kunnen steken dat nooit meer open moet. Fingers crossed!

Het was voor mij heel belangrijk dat mijn operatie na deze dag zou plaatsvinden omdat ik met mijn volle – onder een minimum aan pijnstillers – verstand aanwezig wil zijn wanneer er proffen over mijn kind bezig zijn. We gaan nog geen antwoorden krijgen, deze dag. Maar het gaat hoe dan ook een massieve aanval zijn op mijn moederhart. Daarna zal het nog zo’n drie maanden wachten zijn op de resultaten van het bloedonderzoek. Dat lijkt nu nog zo ver weg.

Geloof me als ik zeg dat deze maandag zoveel heftiger en zwaarder gaat zijn, dan de dinsdag die in het teken van mijn monster staat. Ik wil niet dat mijn kind een medisch parcours moet afleggen, zoals ik dat al jaren moet doen. Ik wil dat hij weg kan blijven van witte jassen, prikken en onderzoeken. Dat de ballon van zorgeloosheid, dat elk kind verdient, niet doorprikt hoeft te worden.

Pre-operatieve dag/nacht

Het enige wat we na die eerste afspraak nodig hebben, is intens samenzijn. Mijn lieveling zoveel mama geven als hij maar wil. En ik zal elke minidosis Otis opsnuiven die ik kan, voor ik een tijdje lichamelijk afstand moet nemen. De – geschatte – twintig ziekenhuisvrije uren tussen onze afspraken in zullen we zo liefdevol, troostend en nabij mogelijk invullen.

In plaats van tussen die afspraken terug naar huis te komen of bij een lieve vriendin te slapen, besloten we te overnachten in het hotel bij het UZA. Ik verbleef hier al vaker, als onderzoeken verschillende dagen inpalmden. Ook dit keer leek het ons praktisch de beste optie. Zo kan onze chauffeur rusten, vermijden we keiveel file en kan de ochtend van de ingreep later en minder stressvol van start gaan. En nog belangrijker, een extra nacht en ochtend samen. Met z’n allen op een hotelkamer, dicht bij elkaar.

Dat maakt het mentaal een pak minder heavy voor mij. In zo’n kartonnen ziekenhuisbed wachten op de ochtend, alleen met je gedachten – want ja, dan slaap je gewoonweg niet – daar wordt geen mens vrolijk van. Maar ook voor m’n mama en partner is het minder slopend. Zij zullen samen met Otis in en rond het ziekenhuis blijven wanneer ik onder narcose ben. Voor hen is die dinsdag een hele zware dag, wachten van ‘s morgensvroeg tot de late namiddag (of vroege avond, ‘t is maar hoe je het graag ziet). Voor mij minder, want na een uurtje wakker mag ik naar artificieel dromenland. Ik weet van niets.

Mama is er (niet)

Het feit dat ik de operatie meer dan een maand uitstelde had twee redenen: Het bovengenoemde genetisch onderzoek én om onszelf de tijd te gunnen om te bedenken en plannen hoe we het zo soepel mogelijk kunnen laten verlopen voor ons heerlijk kind. Het langzaam afbouwen van de borstvoeding, het alleen slapen en het nachtelijk troosten door papa startten we een tijdje geleden als voorbereiding op de periode dat mama ‘er niet is’, in de hoop de impact voor hem zo klein mogelijk te houden. Het gaat impact hebben, daarvan ben ik me pijnlijk bewust. Maar dat het niet plotsklaps hoeft te gebeuren, lijkt me toch al een tikkeltje minder ingrijpend.

Na de ingreep zal ik hem minstens drie weken niet mogen optillen. En ik weet ook niet of ik hem überhaupt eens (liggend) in mijn armen kan nemen of knuffelen. Of ik hem kan troosten met woorden en een simpele aai over z’n bolletje. Toch gaat dat een hele tijd alles zijn wat ik heb, die woorden en die aaitjes. Ik zal nog steeds op de zetel liggen, ben na één nacht terug dichtbij – maar niet zo dicht als anders. Ik ga er wel zijn. Maar tegelijkertijd ook niet. Dat veroorzaakt nu al heel wat barsten in mijn hart.

Ik heb samen met baby daddy heel lang nagedacht over hoe we deze hele periode zouden overbruggen. We namen elke – goed overwogen – beslissing in het teken van ons zoontje en het verkleinen van de weerslag van heel dit gebeuren voor hem. Mijn partner zal ook thuis zijn om hem op te vangen, terwijl ik herstel. In de hoop dat hoe meer rust ik krijg, hoe sneller we het leven weer kunnen opnemen. En alles weer zo snel mogelijk normaal mag zijn. Tegelijkertijd ben ik zo dankbaar dat mijn lijf het zolang heeft kunnen rekken zonder ingreep. Dat ik dit alles niet moest doen toen Otis nog kleiner was. Laat staan net na zijn geboorte.

Onze prioriteit is dat we gedurende en na de operatie aan Otis zijn behoeften tegemoet kunnen komen, net zoals op andere dagen. Het is altijd al een zoektocht geweest met de grenzen die mijn lijf me oplegt. Maar we vinden er steeds meer onze weg in. We nemen nu gewoon eventjes een hobbelige omweg. Om hopelijk erna eventjes over een tarmac te mogen, liefst op cruise control.

 

Deze blog verscheen eerder op Monsterenhetmeisje