7251fi.jpg

De onmogelijke ouderlijke spreid(toe)standen in mijn leven met kinderen

24/02/2021

Aan tafel hebben we het over beroepen. De jongste vraagt: ‘Hoe doe je dat mama, iets worden?’ Terwijl de andere twee afgeleid zijn door het naar elkaars hoofd gooien met komkommers probeer ik verschillende schoollevenslopen te schetsen en tegelijkertijd aan te manen tot het op het eigen bord houden van de groenten.

Sinds de kinderen half wel en half niet bij me zijn besef ik des te meer welke onmogelijke ouderlijke spreid(toe)standen ik in mijn leven met kinderen dagelijks voorgeschoteld krijg. Daarbij lijkt elke andere uitdaging die ik ooit te overwinnen had tot een bijna niet te vernoemen, bijlage in mijn levensboek, mini prestatie te veranderen. Soms wenste ik die eerdere ervaringen toen al in het licht van deze realiteit te kunnen zien. Ik weet zeker dat elk examen, elke stage en elke 'van alles eerste keer' een heel ander perspectief gehad zou hebben als ik tegelijkertijd een paar komkommer gooiende kinderen in bedwang had moeten houden.

Ik stel het me even voor, die verschrikkelijke rijlessen terwijl de kinderen op de achterbank schijfjes komkommer naar elkaar gooien en er van mij verwacht wordt dat ik netjes achteruit inparkeer, of dat onmogelijke examen anatomie terwijl er joelende kinderen door de ruimte rennen. Of dat sollicitatiegesprek voor een jury van kritische vroedvrouwen terwijl diezelfde kinderen elk aan een kant komkommer-kauwend naast me zouden staan.

Ik vraag me af of ik überhaupt verbaasd dan wel geïrriteerd zou opkijken als mijn kinderen er bij zouden zijn. Of zou ik al inparkerend roepen naar hen op de achterbank zoals ik dat nu ook doe? En glimlachend opkijken van mijn examen naar de losgeslagen kinderen die tussen de mooi opgestelde rijen stoelen en tafeltjes door laveren om me vervolgens weer af te sluiten (want ja dat kan ik ondertussen perfect, het gewoon uitzetten) en te focussen op wat voor me ligt? Om ten slotte gevat en binnen de gegeven tijd antwoord te geven op elke sollicitatievraag?

Tot lang nadat de tweeling hun kinderwagen ontgroeid was betrapte ik mezelf op het wiegen van het winkelwagentje om de broccoli en appels aan te manen verder te slapen zodat ik, in de wattenmassa die ooit mijn hersenen waren, een verwoede en meestal zinloze poging kon doen me te herinneren wat ik nog nodig had. Mezelf nu telkens weer afvragend waarom het me niet lukt, zoals ieder ander, een boodschappenlijstje te maken. Of als ik deze gemaakt heb, ook mee te nemen. Óf waarom ik, als ik op een helder moment het lijstje opgeslagen heb in mijn telefoon, hier pas bij thuiskomst weer aan denk?

Vanaf het moment ik de kinderen met broodtrommels, turntassen en fluohesjes afzet op school en aan mijn (rust) dag begin staat alles in teken van af- of optellen van de uren en minuten (afhankelijk van het gemoed van de dag) tot we weer gezamenlijk naar huis rijden en de tweede shift aanvangt. Met als ultiem schoolmoeder dieptepunt die keer dat de oudste na een lange dag aankondigde dat ik hem een lege broodtrommel had meegegeven, waar ik het voor elkaar had gekregen zelfs de vakjes met ‘lekkere dingen’ niet te vullen (ik merkte die ochtend al op dat het smeren zo vlot was gegaan, alsof ik het eindelijk wat onder controle had). Ik stelde me hem voor, de hele dag uitkijkend naar het moment dat die broodtrommel op tafel kwam, zich verbazend over de vederlichte boterhammen die er in moesten zitten om vervolgens alleen leegte aan te treffen. Enige lichtpunt in deze diepe lege moederlijke duisternis: dieper kan je school- en boekentasgewijs moeilijk vallen.

Kortom, eenmaal kinderen, zijn ze letterlijk dan wel figuurlijk, fysiek dan wel mentaal, constant aanwezig in je leven. Er valt (aan hen) niet te ontkomen.

Als ik uiteindelijk (met een onvoorstelbaar aantal afslagen en niet meer wetend of ik over de lagere- of misschien toch de komkommerschool heb gesproken) de jongste vraag of hij het begrepen heeft, kijkt hij me triomfantelijk aan en zegt:

‘Later word ik een vuilniskar’