Een jaar na ons coronatrauma
Op vrijdag 19 maart keerde het, de slechte richting uit. Je kreeg het steeds moeilijker om te ademen, je kreeg hoge koorts, kon niet meer eten door de hoestbuien en sliep, heel veel. Na contact met mijn huisarts besloten we naar spoed te gaan met jou, gewoon ter controle. Na een longfoto zou je waarschijnlijk gewoon terug mee naar huis kunnen. We besloten dit te doen terwijl onze zoon sliep. Aangezien we nog in quarantaine zaten en we mijn tweede testresultaat nog aan het afwachten waren, leek dat ook het veiligste. De buurvrouw kwam bij ons thuis waken met de babyfoon aan en alle ramen open, safety first.
Ik bracht je naar het ziekenhuis. Ik heb dat moment al meer dan honderd keer afgespeeld in mijn herinnering. Hadden we het maar anders gedaan. Had ik je nog maar eens goed vastgenomen, je nog stevig gekust voor je de spoeddeur door stapte. Hadden we je toch maar afscheid laten nemen van Arthuur. Maar wisten wij veel, wisten wij veel dat onze zoon je pas op 5 april terug zou zien. Na onbeschrijflijk slepende dagen, dagen die niet te vertellen of neer te pennen zijn. Dagen die schade hebben opgeleverd en littekens hebben nagelaten bij ons alle drie.
Je kon niet meer, je was op en zei tijdens de rit naar spoed niets meer. Dat ging ook niet omdat je zoveel moest hoesten. Je stuurde me vanop de spoedafdeling dat ik naar huis mocht rijden omdat het lang zou duren. Dus ik vertrok, met een zwaar gevoel in mijn maag. Toen ons zoontje (op dat moment 2,5 jaar oud) de zaterdagochtend wakker werd, vroeg hij uiteraard meteen naar zijn papa. Jij was intussen opgenomen op de COVID-afdeling en kreeg een neusbrilletje als accessoire om je zuurstof terug op peil te krijgen.
Gelukkig konden we nog videobellen, dachten we. Maar ook daar kwam snel een eind aan. Arthuur kon je zien in je kamer, met dat gekke ding op je neus, en de verplegers in hun ‘gekke pakken’ die je kwamen verzorgen. Op zondag was je situatie niet beter. De koorts bleef heel hoog en de hoestbuien namen het van je over. Je kon geen woord meer uitbrengen, het videobellen lukte niet meer. Die zondagavond kwam er een eind aan videobellen. We zagen je en hoorden je stem niet meer.
Intensieve zorgen
Op maandagavond kreeg ik telefoon van een onbekend nummer. Ik was het avondeten aan het afruimen en kreeg een verpleegster aan de lijn. Ik hoorde je op de achtergrond hoesten en op adem komen. Ze hadden je op gang gezet klaar om naar intensieve zorgen te brengen. De verpleegster probeerde me nog gerust te stellen, de machines op intensieve zouden je er snel terug bovenop helpen, misschien mocht je dinsdagochtend terug naar de gewone afdeling. Het kon snel gaan, maar later bleek dat het ook snel achteruit kon gaan.
Bezoeken mocht ik niet, maar ik mocht wel bellen naar de afdeling wanneer ik wou. Ik deed dat iedere ochtend, middag, namiddag en voor het slapengaan. Vaak zelfs ’s nachts ook een keer, omdat er van slapen niet veel meer in huis kwam. Vooral niet toen dinsdagochtend bleek dat ze je op je buik moesten draaien omdat je saturatie op je rug te veel zakte, ook je koorts bleef aanhouden. Je was te verzwakt om zelf nog berichten te sturen. Soms kreeg je ’s avonds nog je GSM en kreeg ik korte berichten. Vooral om te polsen hoe het met ons ging. Dat was hard, ik voelde dat het niet meer ging, ik kon het voelen in het diepste van mijn ziel. Maar ik kon je niet helpen, mocht je niet komen troosten. Ik stuurde nog foto’s van ons door en kwam er ook afgeven in het ziekenhuis, samen met een brief zodat ze die aan jou konden bezorgen. Je stuurde nog een foto terug van de brief en onze foto’s die de verpleging aan de muur had gehangen op je kamer.
Je toestand bleef achteruit gaan, Arthuur bleef vragen stellen. Maar ik kon geen antwoorden geven. Via buren kon ik een dokterspeelset huren en zo probeerde ik uit te leggen dat papa ‘beestjes’ had die hem erg ziek maakten, waardoor hij bij de dokters moest blijven slapen en niet meer kon bellen. De dokters deden erg hun best om hem beter te maken, maar alle beestjes moesten eerst weg zijn voordat papa terug naar huis kon komen. Op woensdagavond kreeg ik je laatste bericht, je nam afscheid van ons via whatsapp. Een kwartier rijden van mekaar, maar nog nooit zo ver weg. Het verdriet sneed in mijn hart, tot het diepste van mijn zijn. En ik bleef achter, alleen met mijn verdriet en onze zoon. Onze flinke zoon, nog zo jong en flink. We zullen nooit nog dezelfde zijn, niemand van ons.
Kunstmatige coma
Donderdag 25 maart 2021, mijn hart zakt in als ik er aan terug denk. Om 9u kreeg ik telefoon, de pneumoloog belde dat ze je moesten intuberen en in een kunstmatig coma brengen. Je saturatie was 80 op je buik, veel te slecht, veel te laag. Je lichaam was op en veel te verzwakt. Ik vroeg aan de dokter om je nog te zeggen dat we van je hielden voor ze je in slaap brachten. Om 10u kreeg ik opnieuw telefoon, je werd in kunstmatig coma gebracht en de machines stonden op volle kracht maar je saturatie ging niet omhoog. Je moest aan de ECMO, maar dat hadden ze in dat ziekenhuis niet. Het UZ Gent was opgebeld en je zou opgehaald worden. Ik mocht later op de voormiddag met hen contact opnemen.
De tijd stond stil, ging tergend traag voorbij. Ik telde de minuten af, die uren leken te duren. Gelukkig kreeg ik in het UZ veel uitleg en werd er aan de telefoon echt naar mij geluisterd en werd ik gehoord. Ik stelde al de vragen die ik had en die werden zo goed mogelijk beantwoord. Gelukkig mocht ik daar wel op bezoek komen en zo vond ik je zes dagen nadat ik je afzette aan de spoeddienst terug, in een isolatiekamer op de intensieve zorgen van UZ Gent, op je buik verbonden aan allerlei machines. Bedekt met enkel een deken. En met mijn brief en foto’s daar aan de muur gehangen, die hadden ze gevonden in je tas.
Ik mocht dagelijks langskomen, op een moment dat onze zoon sliep. Ik haalde hem op school, deed de gewone avondroutine en als hij in bed lag kwam er iemand waken zodat ik intussen bij jou op bezoek kon komen. Gelukkig was hij er nog, want ik weet niet hoe ik de dagen anders was doorgekomen. Zijn routine hield me recht, overdag liet ik het verdriet toe en tegen einde schooltijd raapte ik mezelf bij elkaar en ging ik volop voor de zorg van ons enig kind.
Wat werden we goed omringd, door de maatregelen vaak van op afstand maar daarom niet minder warm. Door buren, die soep kwamen brengen of een maaltijd aan de deur afzetten. Door familie, die steeds klaarstonden om mij en Arthuur op te vangen zodat ik mijn verdriet kon toelaten en hij zijn gedachten kon verzetten. Door de school die Arthuur vrijwillig heeft opgevangen tijdens de paaspauze zodat hij zijn verzetje had. Door dichte vrienden die zelfs bij mij kwamen slapen de eerste dagen zodat ik niet alleen zou zijn.
Kritieke toestand
In het ziekenhuis werd me duidelijk gemaakt dat je toestand erg kritiek was en dat de kans dat je zou overlijden groot was. Dat wist ik, dat voelde ik. Dus ik deed mijn best om mezelf en Arthuur voor te bereiden. Ik vertelde niet meer dat je beter zou worden, want dat wisten we niet. Ik sprak het woord dood nog niet uit, omdat ik het niet kon en dat toch zolang mogelijk wou vermijden. Ik ging van het plannen van een eventuele zomervakantie en een jaarabonnement van de dierentuin naar het nadenken over een begrafenisondernemer en de verkoop van ons huis. Het huis dat je zelf bouwde, samen met mijn vader.
Gelukkig sloeg het tij om en deed je het langzaamaan beter. Op 1 april 2021 werd je ontwaakt uit je coma, je herinnerde je niets van al het leed. Tot op vandaag weet je van de hel waar je doorging niets meer. Ik ben daar blij om, want je moet je zo vreselijk alleen gevoeld hebben. Je deed het veel beter dan verwacht en mocht na één dag al naar de COVID-afdeling. De toediening van zuurstof kon snel afgebouwd worden, op een recordtempo kon je alweer mee naar huis. Wat ben je sterk, onze held, onze beer. Maar wat hebben we afgezien, alle drie op onze eigen manier.
Sporen nagelaten
Een jaar later gaat het redelijk goed, maar toch niet echt. Dit heeft bij jou fysiek sporen nagelaten die misschien voor altijd blijven. Dat je niet meer fysiek functioneert zoals voorheen maakt het je ook mentaal moeilijk. Ik ging door de hel en dat merk je, nog altijd. Ook Arthuur heeft heel wat angsten, zijn eerste herinnering is de herinnering aan een zieke papa die niet meer naar huis komt. En dat merk je, gelukkig heeft hij veel vertrouwen in dokters en ziekenhuizen. Die maken je beter en zorgen voor je. Maar hij krimpt letterlijk in elkaar als mama of papa naar de dokter moeten, hij vraagt om enorm veel bevestiging op die momenten. Dat merken we aan alles, als we op weekend zijn apart van mekaar moeten we via video tonen dat we écht niet in het ziekenhuis zijn maar oké zijn.
Het breekt mijn hart dat we dit voor hem niet kunnen wegnemen, dat we hem misschien geschaad hebben voor de rest van zijn leven. Maar we hebben ook veel om dankbaar voor te zijn. Onze familie, vrienden, collega’s, buren. En vooral elkaar, na bijna 17 jaar samen zijn kan ik oprecht zeggen dat wij nog steeds een team zijn. Rotsvast, met heel veel liefde voor elkaar maar vooral voor ons kind.
Ik hou van je.
Valerie