8223fi.jpg

Op skireis met kinderen: de ene realitycheck na de andere

31/05/2022

‘Laten we op skireis gaan,’ dacht ik. ‘Dat worden prachtige gezinsherinneringen,’ dacht ik. Verkeerd gedacht. Die skivakantie was nochtans geen bevlieging. Al sinds mijn dochter zeven jaar geleden leerde stappen, droom ik ervan om haar op de latten te zien staan. Een zoon en een pandemie later was het dan eindelijk zover. Ik zag ons al met z’n vieren gezellig de berg afglijden, genietend van het uitzicht, met de zon op ons gezicht. Tot zover de Instagramversie van mijn droom. De realiteit zag er ietsjes anders uit.

Het begint al bij het vertrek

Het begint de zondagmorgen om vier uur. Een dakkoffer hebben we niet, eigen ski’s wel. Dus op de achterbank: twee klaarwakkere kinderen met tussen hen in een paar vervaarlijk vooruitstekende ski’s. Geweldig idee om die latten de week voor ons vertrek binnen te doen voor onderhoud waardoor ze nu vlijmscherp liggen te blinken tussen mijn dochters linker- en mijn zoons rechterslaap.

Voor het vertrek was ons gezegd dat ons appartementje ‘aan de voet van de skilift’ lag. Toegegeven: aan een volwassen tempo met sneakers was het slechts vijf minuten wandelen naar de stoeltjeslift. Reality check numero due: kindervoeten in loodzware skibotten doen er vier keer zo lang over. Ah ja, want er moet worden gestruikeld, gehuild onder de te zware helm en geworsteld met de skilatten.

Maar: moeder ziet de skilift naderen. De verlossing is nabij. Reality check numero tre: de skilift is voor mijn zoon wat een vrije val uit een vliegtuig voor mij is: horror. Ik probeer kalm te blijven onder zijn mantra ‘Mama, kunnen we hier doodvallen?’, ‘En hier?’, ‘Hier misschien?’. Het magnifieke uitzicht helpt.

Uiteindelijk kan ik hem afzetten bij zijn skigroep en vervoeg ik de mijne. De vrijheid lonkt. Ik hoop binnen drie uur terug te komen en twee stralende kindergezichtjes te zien.

Dagje skiën

Terwijl ik op de volgende skilift zit, kijk ik naar beneden om te zien of de kinderen goed vertrokken zijn. Mijn dochter zie ik niet meer. Mijn zoon zit nog op exact dezelfde plek als waar hij een kwartier geleden neerplofte. Hij was al uitgeput nog voor de eerste les begonnen was. Ik onderdruk de drang om een twee meter hoge jump uit de lift te proberen en probeer te focussen op de besneeuwde bergtoppen voor mij.

Wanneer ik ‘s middags terugkom aan het startpunt, zie ik mijn zoon al van ver op mij aflopen. Het is moeilijk om zijn gelaatsuitdrukking af te lezen onder die gigantische skibril. Van zodra hij in mijn armen valt, wordt het echter duidelijk, want er volgt een hartverscheurend gehuil. Het was ‘de vreselijkste ochtend uit zijn leven, de juf was veel te streng en de oefeningen veel te gemakkelijk’.

Ik laat hem uitrazen, want ik herken dit. Het is zijn manier om een paar uur spanning los te laten. Hij deed hetzelfde na zijn eerste les op de tekenacademie en zijn eerste middag bij de jeugdbeweging. Opnieuw borrelt bij mij de herkenbare worsteling op tussen hem voor altijd bij mij houden of hem toch te helpen zijn grenzen te verleggen. Hij kalmeert maar moeilijk. Reality check numero quattro: we zullen vandaag nog niet met z’n viertjes gezellig samen de berg afglijden.

Gezellige lunch

Gelukkig is het er vlakbij het bergrestaurant waar alle ouders op hetzelfde moment eten willen halen voor hun uitgehongerde kroost. Met een snikkend en jammerend kind schuif ik aan in een ruimte waar ik warempel heimwee krijg naar een mondmasker. De afbeeldingen boven de toog proberen ons te verleiden met hotdogs, pizza en panini’s en mijn zoon vrolijkt ietwat op. Hoopvol bestel ik twee hotdogs voor hem en één voor zijn zus. Reality check numero cinque: Italiaanse berghotdogs zijn geen ‘gewone’ hotdogs. Voor vijf euro krijg je een geplette croissant met daartussen een verticaal gehalveerde worst.

Uiteraard begint het gehuil opnieuw. Nu niet enkel de zoon, maar ook de dochter. Ik denk aan mijn imaginaire masterclass ‘kalmte bewaren’ en steek het op de vermoeidheid. Ik ga terug naar de kassa om een halve liter ketchup en kwak het goedje tussen de croissants. Het is verbluffend hoe snel ik mijn principes overboord gooi onder druk van uitgeputte kinderen. Wat hen betreft, dekt zelfs de term ‘hangry’ de lading niet. Met een lege maag veranderen ze in ‘hongsters’: hongerige monsters.

In ieder geval: de veredelde croissants doen de gemoederen bedaren. De dochter wil terug naar de les, met de zoon gooi ik het op een akkoordje: als hij de hele week in de voormiddag les volgt bij de juf, mag hij in de namiddag ‘les volgen’ bij zijn mama. Hij vindt het goed en ik voel dat de rust ook in mijn lijf terugkeert. Tot de volgende ochtend althans…

Kamikaze op de piste

De dinsdagmorgen begint zoals elke andere dag de voorbije vijf jaar: de jongste wakker en wild om 6.30 uur, de oudste slechtgezind omdat haar broer even stil naar het toilet gaat als een olifant op een houten trap. Gelukkig zorgt de vaste routine voor rust en begint het gezaag pas opnieuw als we ons klaarmaken om naar de tweede skiles te gaan.

De skibotten spannen te veel en het thermisch ondergoed prikt te erg. De ene heeft nekpijn van een val de vorige dag en de ander is erin geslaagd om verbrand te zijn onder zijn ogen. Ik probeer de boel luchtig te houden door mijn donkere wallen te vergelijken met zijn rode, maar het levert mij enkel een dodelijke blik op. Voor het praktische gemak moet je het alleszins niet doen, zo’n skivakantie, want eens je de voordeur achter je dicht hebt getrokken, is er altijd wel iemand die zijn skistokken, zonnecrème, lippenbalsem of handschoenen is vergeten.

Gelukkig schijnt de zon en is de stoeltjeslift niet langer een potentieel moordwapen. Ik drop de dochter probleemloos bij haar juf en negeer het gesmeek van mijn zoon om met mij mee te mogen. Ik zie hem liever niet zijn nek breken op een rode piste. Als ik hem ‘s middags ophaal, blijkt hij dan maar kamikaze te hebben gespeeld op de groene piste. Zijn juf klaagt dat hij geen bochtjes wil maken. Mijn zoon begrijpt niet waarom dat moet als hij ook gewoon recht naar beneden kan. Hij weet toch hoe hij moet stoppen? Tegen zoveel kinderlogica kan ik weinig inbrengen.

Het probleem is dat hij geen niveau hoger mag als hij geen bochtjes maakt, waardoor hij als zevenjarige gewoon rechtdoor blijft zoeven tussen de drie- en vierjarigen die wél slalommen achter de juf. Hij vindt het ‘saai’ (terecht), maar vindt de bochtjes ‘stom’ en wil gewoon snel beneden zijn. In de namiddagen blijft hij nochtans mooi in mijn spoor en maakt hij zijn bochtjes zoals het hoort. Alleen wil hij dat bij de juf niet doen.

Met z'n vieren samen zullen we nooit de berg afglijden

De rest van de week verloopt volgens hetzelfde stramien: de dochter doet wat haar gevraagd wordt en gaat zienderogen vooruit, de zoon doet zijn eigen zin en blijft vastberaden ter plaatse trappelen. De moeder heeft aan de voormiddagen genoeg om al haar verwachtingen in te lossen en voor de vader bleken de skilatten niet te kunnen tippen aan de klikpedalen. L’ultimo reality check: met z’n vieren samen zullen we nooit de berg afglijden.

Maar dat is oké, want de realiteit is ook dat we onze kinderen - ondanks alles - toch een pracht van een week bezorgden. Ook zij zagen de schoonheid van de natuur. Ze probeerden sneeuwengelen te maken in de drie centimeter sneeuw. Ze vielen extatisch aan op de dagelijkse aperitief (lees: de chips). Ze waren apetrots op hun kleine overwinningen. En het feit dat dit onze enige familieskireis ooit was, maakt het hele avontuur misschien nóg waardevoller.

En als dat allemaal niet voldoende is, dan zijn we alleszins een onbetwistbare tegeltjeswijsheid rijker:

Liever twee gelukkige mannen in het dal, dan op de berg een triest viertal.