7233fi.jpg

‘Mijn buik heeft honger naar een koek’

15/02/2021

Al van zolang hij het duidelijk kan maken heeft hij honger en al even lang moet hij, tot zijn grote spijt, ook hierin delen. Aan de borst dronk hij gretig en met grote slokken. Terwijl zijn zus, vaker bezig met lachen naar mij of hem, aan de andere kant al snel genoeg had. Waardoor hij het dessertje dat zij overliet dankbaar ook opdronk.

Van het moment ze vaste voeding kregen kon ik hem niet naast haar zetten, want terwijl zij het (nog steeds) te druk had met lachen, prutsen aan een sokje of langzaam onderuit zakken in haar stoel, had hij hun beide porties al opgegeten. Gaven we ze eten met een lepel, kreeg hij automatisch twee happen en zij eentje. En zelfs dan ging elke lepel die richting haar en niet zijn mond ging, gepaard met luid protest. Ik zie het nog zo voor me, dat mondje dat vol verwachting wijd open ging, de oogjes die de lepel volgden en dan die blik van ontzetting en onrecht dat het de verkeerde afslag nam. En terwijl hij brulde, kneep zij haar oogjes dicht en glimlachte naar hem, waardoor het eten uit haar mond viel en er weer iets anders haar (glimlachende) aandacht vroeg.

Toen ze hele dagen naar school gingen en een lunch meekregen liet hij me elke dag weten wat hij daarvan vond. Terwijl ik haar lachende krullenhoofdje naar me toe zag rennen wist ik dat zijn humeur afhing van de inhoud van zijn broodtrommel. Was die niet volgens hoe hij het gewild had, stond zijn hoofd op donder en riep hij me, met één been net buiten de schooldeur en meer rugzak dan kind, al toe. ‘Mama, je weet toch dat ik…’ en dan volgde er iets waarvan ik moest weten dat hij het niet lekker vond, of iets waarvan hij naar zijn idee te weinig had gekregen. Waarna zijn zus, met dat heerlijke kriebelende kleuter stemmetje in mijn oor, mij toefluisterde dat ze de boterham die zij niet op kreeg aan hem had gegeven.

Nu hij bijna vijf jaar is, zijn er steeds vaker periodes dat hij niet constant om eten vraagt. Waardoor ik tevreden vaststel dat de lintworm die jaren in zijn darmen moet hebben geleefd, eindelijk het schip verlaten heeft.  Tot hij me laatst, net voor etenstijd en na een korte discussie over een appel die hij niet meer mocht eten, vroeg of ik boven niet nog iets moest doen. Verwonderd vroeg ik hem wat dat dan wel kon zijn. ‘Oh gewoon de was ofzo’ zei hij onschuldig. Nadat ik nee zei liep hij stampvoetend en ‘ik mag ook nooit iets van jou’ weg.

Langzaam begint het me te dagen dat de lintworm van strategie veranderd is en hem aanzet tot subtielere wegen naar eten. Het verklaart de hoeveelheden klokhuizen en half afgekauwde peren die ik her en der in huis (ja zelfs weer netjes in de koelkast) terug vind. Deze jongen heeft door dat zin hebben in eten en een moeder die vaak bezig is met de was, ernaar vragen overbodig maakt. 

En even zie ik een toekomst, die zo veilig ver weg leek, heel dichtbij komen. Eentje waarin hij en de lintworm een eigen koelkast hebben en al mijn moederlijke zorgen niet meer nodig zijn. Dus ga ik naar hem toe, knuffel hem, kus zijn bolle wangetjes en geniet van zijn handjes die mijn gezicht strelen. 

En terwijl hij alles al vergeten is en zegt dat hij me graag ziet, voel ik de tranen in mijn ogen staan en wens ik dat ik de tijd even kon stoppen van verder te gaan. Wetend dat ik deze momenten ooit zo zal missen en alle pogingen ze (letterlijk en figuurlijk) vast te houden niet lijken te helpen.