7194fi.jpg

Dossier Verwachten en verliezen – deel 3: Donorinseminatie

25/01/2021

Wanneer je ‘vol verwachting’ naar de boekhandel stapt om een boek over zwangerschap te kopen heb je de keuze uit een hele reeks titels. Enkele voorbeelden: ‘Mama worden’, ‘Zo krijg je een blije baby’, ‘Een praktische lifestylegids voor je eerste jaar als mama’, ‘Het nieuwe borstvoedingsboek’, ‘Het grote wonder’, ‘Geboorte vol vertrouwen’, Help ik word (super)papa’, ‘Op weg naar een bekrachtigende bevalling’, ‘Sterker zwanger’, ‘Bevallen op eigen kracht’, ‘Veilig zwanger’, … Titels die je laten dromen over een toekomst vol vervulling. Niets in al die titels doet vermoeden dat papa en mama worden niet voor iedereen zo’n rimpelloos traject kan worden.

Verwachten kan ook omslaan in verliezen. En wanneer je dan ook nog in stilte moet rouwen wordt het eenzaam verdriet dat niemand ziet. Iedere samenleving heeft regels om met verlies en verdriet om te gaan. In arbeidssituaties krijgt een personeelslid bijvoorbeeld vijf dagen werkverlet bij het overlijden van de partner of van een kind, drie dagen bij het sterven van vader of moeder, schoonouder, broer of zus. Dit soort regels bepaalt wie een wettig recht krijgt om te rouwen. Omtrent geboorte en ouderschap zijn er vele vormen van verlies waarvoor de samenleving geen normen, geen gebruiken en zelfs geen woorden heeft. Het gaat om ‘niet-erkende rouw’, om verliezen die door de samenleving en soms ook door de rouwenden niet als dusdanig worden herkend en erkend.

In deze bijdrage willen we even dieper inzoomen op tien verlieservaringen die met zwangerschap kunnen worden geassocieerd: kinderloos blijven, fertiliteitsbehandelingen, donorinseminatie, draagmoederschap, verlies van een prille zwangerschap, zwangerschapsafbreking om medische redenen, abortus, premature geboorte, adoptie, perinatale sterfte. Bij elk van deze ervaringen kan je rouwen. Vaak wordt dit niet eens opgemerkt door de directe omgeving.

Deel 3: Donorinseminatie

Naast het sociaal ouderschap en het biologisch ouderschap bestaat er zoiets als een genetisch ouderschap. Genetisch ouderschap betekent dat iemand een genetische bijdrage heeft geleverd aan je bestaan. In de beginjaren waren spermadonors door de toen nog strikte geheimhouding en het taboe een non-persoon. Artsen spraken niet over een donor, maar over een anonieme zaadbal(Nys, 1975). Soms is het door strikte regels rond anonimiteit niet mogelijk om de donor op een later tijdstip op te zoeken. Men ging er van uit dat de donor niet meer stil zou staan bij zijn donatie. Het probleem van de kinderwens van de ouders was opgelost. Maar wat met de kinderen?

De spermadonor heeft geen gezicht, het is iets technisch. Je afkomst is een ingevroren spermastaal. Maar als kind wil je misschien wel weten van wie je afkomstig bent, los van of je per se ook een relatie met de donor wil opbouwen. Je kunt je afvragen op wie je fysiek lijkt. Je ziet je donor niet enkel als ‘genetisch materiaal’: het is een persoon met een bepaald karakter en uiterlijk, van wie je bepaalde dingen kunt leren over je identiteit. Naast cruciale informatie over verwantschap en erfelijkheid wil je misschien iets weten over zijn leeftijd, zijn uiterlijke kenmerken, zijn karakter. Sommige kinderen houden hun wens in om hun ouders niet te kwetsen, maar nieuwsgierigheid naar de donor hoeft niet te betekenen dat je geen goede relatie hebt met je ouders.

Vernemen dat je met een ouder geen genetische band hebt, dat je voortkomt uit een techniek die lange tijd geheim werd gehouden en dat integreren in je leven en in je identiteit, er leren mee leven, betekent evenzeer  een rouwproces. Je kunt hen helpen om de realiteit te accepteren door accurate informatie te voorzien. Laat hen hun emoties uiten en erken die als normaal. Als je als ouders nooit de schaamte over je infertiliteit bent te bovengekomen, kun je je kinderen er mee besmetten. Dan informeer je hen misschien veel te laat of vraag je hen om alles geheim te houden, waardoor je hen beperkt in hun open communicatie.

Helpen is

Helpen is vooral erkenning geven aan verlies dat persoonlijk of maatschappelijk niet wordt erkend en het als rouw benoemen. Jezelf de kans geven het verlies te voelen en erover te rouwen brengt meer bevrijding dan het permanent opkroppen en wegduwen. De kring van stilte moet worden doorbroken. Door de niet-erkenning dreigt het verdriet onder de oppervlakte te blijven voortwoekeren. Dat resulteert in wat soms pathologische rouw wordt genoemd, ook al is dit geen pathologie van het individu maar het resultaat van ontkenning door een brede samenleving. Door je verdriet op te kroppen van je verdriet en door het gemis aan opvang en steun, kan het verdriet alle domeinen van je leven aantasten. Rouw is altijd een subjectieve ervaring. Te gemakkelijk wordt het verdriet van een ander geminimaliseerd, door ofwel het verlies niet als betekenisvol te erkennen of door de omstandigheden waarin het is ontstaan af te keuren. Persoonlijke opvattingen, oordelen of vooroordelen je kunnen remmen om mensen in verdriet persoonlijke zorg te geven. Laat oordelen over aan rechters en magistraten. Effectief helpen in verdriet vraagt dat je verschillen in visie accepteert, dat je onbevooroordeeld luistert en een klimaat van oprechte aanvaarding creëert.

Literatuur

Bateman-Cass C. The loss within loss: Understanding the psychological implications of assisted reproductive technologies for the treatment of infertility. Dissertation Abstracts International 2000: 61; 1624B. (UMI no. 9965385)

Glazer ES. Miscarriage and its aftermath. In Lieblum SR (Ed.). Infertility: Psychological issues and counseling strategies. New York: Wiley; 1997, 230-245.

Greenfeld DA, Haseltine F. Candidate selection and psychosocial considerations of in-vitro fertilization procedures. Clinical Obstetrics and Gynecology 1986: 29; 119-126.

Hurwitz N. The psychological effects of in vitro fertilization. Pre- & Peri-Natal Psychology Journal 1989: 4; 43-50.

Keirse M. Eerste opvang bij perinatale sterfte. Gedragingen en attitudes van ouders en hulpverleners. Leuven: Acco; 1990 (2de druk).

Keirse M. Therapeutische verbetenheid en patiëntenrechten. Tijdschrift voor Geneeskunde 2006: 62; 877-887.

Keirse M. Omgaan met een ongeneeslijke ziekte. Lessen uit de praktijk. Tijdschrift voor Geneeskunde 2006: 62; 1370-1379.

Keirse M. Helpen bij verlies en verdriet. Een gids voor het gezin en de hulpverlener. Tielt: Lannoo; 2017.

Keirse M. Patiëntenzorg en -begeleiding. Leuven:Voorburg: Acco; 2005.

Kluger-Bell K. Unspeakable losses. Understanding the experience of pregnancy loss, miscarriage and abortion. New York: WW Norton; 1998.

 Spitz B, Keirse M, Vandermeulen A. Als je een prille zwangerschap verliest. Tielt: Lannoo; 2010.