Hoe een mama en haar zoon met ADHD elkaar vinden en verbinden

Toen mijn zoon 4 jaar was, leerde ik over de ‘wieggreep’. Wat klinkt als een methode die een mama zou gebruiken om een pasgeboren baby in het bedje te leggen, is in feite een techniek die wordt gebruikt om een kind dat fysiek zo buiten zinnen is dat het een potentieel gevaar vormt voor zichzelf en de mensen om hem heen in bedwang te houden.
Driftbuien versus een wild dier
Terwijl ik achter mijn zoon zat en mijn benen om de zijne sloeg, hield ik zijn kleine polsen gekruist over zijn kronkelende lichaam en drukte ik mijn hoofd tegen de achterkant van zijn schouder om te voorkomen dat hij een kopstoot zou geven.
Ik hield hem op die manier vast, “zachtjes maar stevig”, zoals de opvoedkundige boeken voorstelden, gedurende 5 tot 15 minuten, totdat het gedraai en geschreeuw eindelijk ophield. Dan ging hij vrolijk verder met Lego bouwen en ik slofte weg, trillend en verbijsterd.
Andere kleuters hadden driftbuien. Mijn zoon ging tekeer als een wild dier. Terwijl hij dat deed, worstelde ik om de schijn van kalmte op te houden, waarvan opvoedingsgoeroes beloofden dat ze hem zou kalmeren. Op een keer was ik zo overweldigd door zijn woeste klappen dat ik hem op het bed duwde en schreeuwde: ‘Wat is er mis met jou?!’.
Als ik terugdenk aan dat moment – het vuur dat door mijn lichaam ging, de geschokte schrik op zijn gezichtje – dan vind ik dat echt vreselijk. Dat is ook het geval met de herinnering aan wat mijn dochter ‘de tijd met het boek’ noemt: toen haar grote broer 6 jaar was en zo woedend werd over iets (dat niemand zich meer kan herinneren) dat hij een salontafelboek van 250 pagina's met volle kracht door de kamer tegen haar kleine rug slingerde.
Ik vloog op hem af om hem te stoppen, maar ik was te laat. Ik hield een ijspak tegen haar blauwe plek terwijl zij huilde. Daarna huilde ik zelf, sloot ik me op in de badkamer en probeerde ik mezelf te troosten.
Doen alsof
Niets wat ik deed leek mijn zoon te helpen met zijn uitbarstingen. Geen enkele ademhalingsoefening, meditatie, time-out, beloning of straf was genoeg om zijn onvermijdelijke explosies af te wenden. ‘s Nachts veegde ik gefrustreerde tranen van mijn gezicht, wanhopig huilend en wensend dat mijn kind anders zou zijn – anders dan hoe hij was. Dan kon ik me misschien eindelijk zelf anders voelen – anders dan wat ik voelde, als een compleet mislukte moeder.
Blijkbaar heeft ongeveer 80% van de kinderen met een aandachtstekortstoornis/hyperactiviteitsstoornis problemen heeft met emotieregulatie. Toen mijn man en ik onze zoon op 4-jarige leeftijd meenamen voor een evaluatie op verzoek van zijn school, kreeg hij geen ADHD-diagnose – die zou later volgen.
Maar de psycholoog gaf wel een verklaring voor zijn uitbarstingen. “Het is alsof zijn huid volledig doorlaatbaar is”, vertelde ze ons. “Hij absorbeert de emoties van de mensen om hem heen. Hij is volledig overweldigd.” Mijn man knikte mee, alsof elk woord dat de dokter sprak vanzelfsprekend was, een gegeven.
Maar ik stond versteld. De emoties van de mensen om hem heen – ze had het over mij. Plotseling vielen honderden verbijsterende gevechten die ik met mijn jonge zoon had gevoerd samen in een opvallende, onmiskenbare logica. Mijn pogingen om hem tot gehoorzaamheid te dwingen en mijn drang om zijn woede de kop in te drukken, om hem koste wat het kost rustig en braaf te maken, voelden maar al te bekend – impulsen die al lang voor het moederschap bestonden.
Als kind streefde ik ernaar om mezelf in de vorm van ‘aardig’ te draaien. Ik zorgde ervoor dat mijn gevoelens nooit oversloegen op de mensen om me heen en probeerde hen te plezieren met uitstekende cijfers, prestaties en gedrag. Mijn adolescentie was er een waarin ik de ene teleurstelling na de andere naar wegduwde.
Ik deed alsof ik het prima vond toen mijn ouders gingen scheiden, deed alsof ik het prima vond om uren op mijn vader te wachten, die altijd te laat kwam, en deed alsof ik het prima vond toen hij helemaal niet meer kwam. Ik haalde mijn schouders op en drukte het allemaal weg, in de hoop dat mijn stilzwijgen en stoïcijns gedrag me dat meest begeerde etiket – goed of braaf – en die ultieme, definitieve stempel – waardig – zouden opleveren.
En nu zat ik hier en probeerde ik mijn zoon diezelfde erfenis op te dringen.
Emotionele besturingssysteem updaten
De woorden van de dokter die dag waren een keerpunt en hielpen me realiseren dat mijn zoon niet alleen niet ‘slecht’ was als hij tekeerging, maar ook dat de knoop van gevoelens waaraan ik mijn hele leven zo hard aan gewerkt had om ze te onderdrukken ook niet ‘slecht’ was.
Ik realiseerde me dat mijn kind mij niet nodig had om hem te helpen meer om meegaand of goed te worden. Als ik mijn kind wilde helpen om met zijn buitenmaatse gevoelens om te gaan, dan moest ik om te beginnen met mijn eigen gevoelens leren omgaan, die al sinds mijn kindertijd in een poel zo groot van Lake Michigan verborgen lagen te sudderen.
Na tientallen jaren van braaf zijn en negatieve gevoelens wegduwen, kostte het moeite om mijn emotionele besturingssysteem te updaten. Ik las boeken over emoties, ging op meditatieretraites en schreef dagboeken vol. Ik voltooide een 12 weken durend proces waarbij ik telkens als ik een negatieve emotie voelde, stopte om me de eerste keer dat ik die voelde te herinneren. Vervolgens speelde ik dat moment opnieuw af, terwijl ik mijn jongere ik troostte met een aardende mantra: ‘Ik ben nu hier, hierin’.
In de maanden en jaren die volgden leerde ik opnieuw hoe ik de contouren van angst kon herkennen terwijl die door mijn lichaam gierde. Ik leerde om getuige te zijn van schaamte terwijl het door me heen sidderde: de beklemming in mijn slokdarm, de zwaarte in mijn benen. Langzaam ontwikkelde ik het vertrouwen dat die trillingen me niet zouden uitwissen.
En uiteindelijk, toen zij en ik er allebei klaar voor waren, trok ik mijn innerlijke kind op mijn schoot en liet ik haar uitbarsten van woede terwijl ik haar vasthield – zachtjes, maar stevig – zoals ik mijn zoon zo vaak had vastgehouden.
Boosheid is normaal
Door me comfortabel te voelen met mijn eigen gevoelens, kon ik me geleidelijk aan comfortabeler voelen met die van mijn zoon. Ik kon de angst en schaamte herkennen die onder zijn woede verborge, zaten, omdat ik hetzelfde patroon bij mezelf herkende.
Ik ruilde paniekerige pogingen om hem te ‘kalmeren’ in voor geruststellingen dat boosheid en angst geen noodsituaties zijn die ‘opgelost’ kunnen worden. Ik oefende met het herhalen van de woorden die ik zelf leerde geloven: ‘Boosheid is normaal. Er gaat nu niets mis’. En wat bleek? Er ging niets mis met mijn zoon.
Nadat we op 8-jarige leeftijd de diagnose ADHD hadden gekregen, leerde ik dat boosheid en prikkelbaarheid bij de aandoening kunnen horen. Niet alleen hebben veel mensen met ADHD problemen met hun executieve functies die emotieregulatie belemmeren, maar ze kunnen ook een hoge ‘affectieve intensiteit’ ervaren. Dat betekent dat ze emoties, vooral negatieve, dieper kunnen voelen dan een neurotypisch persoon.
Zonder medicatie (en soms zelfs met medicatie) voelde mijn zoon alles: ergernis over een hard geluid, frustratie over een fles die niet gemakkelijk openging, verontwaardiging omdat hij niet als eerste de deur opendeed – ergens in de buurt van een 10 op 10. Dat is vermoeiend. Dat is voor iedereen een uitputtende manier van leven, om nog maar te zwijgen van de belasting voor ons verzorgers die niets liever willen dan helpen.
Uit de emotionele zondvloed geraken
Ik ben lid geworden van een steungroep voor ouders van neurodiverse, hooggevoelige en wilskrachtige kinderen. Door verhalen te horen van andere moeders die met dezelfde problemen te maken hebben, voelde ik me op mijn gemak om de woede van mijn kind te beantwoorden met validatie.
Ik begreep eindelijk dat wat kinderen op zulke momenten het meest nodig hebben een bondgenoot is – iemand die naast hen kan staan als ze in een neerwaartse spiraal zitten en hen kan laten zien hoe ze uit de emotionele zondvloed kunnen komen. Dat gebeurt niet door op de rem te trappen (wat nooit werkt), maar door tegen de intuïtie in te sturen en te mikken op een stabiel punt aan de horizon terwijl de versnelling geleidelijk afneemt.
Uiteindelijk, op een lentedag toen mijn zoon 8 jaar was, klikte het allemaal. We stonden oog in oog op de trap naar zijn slaapkamer. Ik stond boven, hij een trede lager. Hij stak zijn handen uit om me opzij te duwen, en terwijl hij dat deed, stak ik ook mijn handen uit, onze handen en ogen kruisten elkaar.
Plotseling zoomde mijn perspectief omhoog en naar buiten en keek ik van bovenaf op het tafereel neer. Ik zag een mama die bang was, maar ook zielsveel van haar zoon hield en alles deed om hem te helpen. En ik zag een jongen die met heel zijn hart goed wilde zijn, maar ook worstelde met angst die zich als woede uitte, en die alles liet gaan, zodat zijn moeder het kon zien.
Diepe tederheid in het hart van de woede
Na al het werk dat ik had gedaan om woede te begrijpen, zowel die van mezelf als de zijne, was ik op dat moment in staat om iets nieuws te begrijpen: de diepe tederheid die verborgen ligt in het hart van woede.
Ik realiseerde me dat je kwetsbaar opstellen – een ander vertrouwen om alle rotzooi te zien die gevoelens met zich mee kunnen brengen – een geschenk is. Dat was geen moment om te schelden of je te schamen. Het was een moment om verwelkomd te worden.
Dus die keer, toen mijn zoon terugdeinsde om nog een klap uit te delen, ving ik zachtjes zijn vuist, trok zijn beide handen naar mijn hart en zei: ‘Dank je wel. Bedankt dat je me hebt laten zien hoe moeilijk dit voor je is’.
Bron: vrij naar Huffington Post