Wat onze kinderen (niet) leren van straf: 6 alternatieven
Bij het spreken over woedebuien of “lastig” gedrag vind ik het altijd belangrijk om ouders mee te geven dat elk gedrag dat we stellen een functie - een reden - heeft waarom we iets doen (of net niet doen). Wanneer het gaat over opvoeding verwijs ik regelmatig naar de metafoor van de ijsberg: Het stukje dat boven het water uitsteekt staat voor het concrete observeerbare ‘lastige’ gedrag dat we zien wanneer we kinderen als “stout” bestempelen; het grote onzichtbare stuk onder water staat voor de redenen waarom kinderen dit - voor ons – “lastige” of “uitdagende” gedrag stellen. Dit onzichtbare stuk is erg groot en omvat zowel fysieke als emotionele behoeften en noden.
Een kinderbrein dat nog niet voldoende ontwikkeld is om de eigen emoties te kunnen regelen, gemixt met een nog onderontwikkelde taal hiervoor kan vonken - maar ook hevige vulkaanuitbarstingen - geven. Kinderen zijn niet expres stout; ze willen ons iets zeggen. Ieder gedrag is communicatie. Communicatie vanuit een onderontwikkeld kinderbrein.
Het is een hele uitdaging voor ons als opvoedingsfiguren om te achterhalen wat de onderliggende reden of behoefte is van het ‘lastige’ gedrag – en dat is ook voor ieder kind anders - maar het is wel heel waardevol om dit te leren kennen omdat het op lange termijn voor meer verbinding zorgt. Meer verbinding met onze kinderen = meer rust in huis. ‘Yes’, want wie straft er nu eigenlijk graag? Niemand.
Het voelt wat tegenstrijdig aan en het klinkt logisch om kinderen ‘even te laten afkoelen in een time-out’ maar op het moment van een woedebui hebben kinderen net nood aan contact, verbinding en erkenning van hun onderliggende noden. Erkenning hebben voor deze onderliggende boodschap of behoefte staat helemaal niet gelijk aan het zomaar tolereren van elk gedrag. Emoties mogen er zijn, gedrag niet altijd. Kinderen hebben grenzen nodig, dit geeft hen veiligheid en voorspelbaarheid.
Straffen doen we vaak uit een gevoel van onmacht; we voelen ons van onze autoriteitstroon gestoten en willen dit kost wat kost herstellen. ‘Maar hij stopt er dan wel mee hoor!’ is iets wat ouders dan vaak antwoorden. Klopt, je kind stopt … even … uit schrik voor jouw (machts)reactie. Dit heeft op korte termijn dus inderdaad effect want ‘zie je wel, het is voorbij’ maar op langere termijn heeft dit als gevolg dat kinderen hun emoties en noden niet meer durven vertellen, dat ze zich inhouden bij jou en het achter jouw rug doen, uit schrik voor jouw reactie.
Met straffen leer je kinderen eigenlijk niets. Of jawel … je leert hen dat je hen enkel graag ziet wanneer ze zich goed gedragen en dat conflicten opgelost worden met macht en straf, niet met verbinding. En laat die “verbinding” nu net een basisbehoefte zijn die bij iedere mens in zijn grote stuk ijsberg onder water zit.
Ok, ik straf dus beter niet; maar wat kan ik dan wél doen om het gedrag van mijn kind te begrenzen?
1. Blijf in verbinding – zoek een voor jou helpende “mantra” om rustig te blijven.
‘Een woedebui of een huilbui is een onderontwikkeld kinderbrein dat in ‘overdrive’ is.’ Of ‘Door zo te roepen en te stampen wil mijn zoon mij eigenlijk iets duidelijk maken.’ Ik hoor van ouders dat het helpend kan zijn om een zinnetje, een uitspraak die jou als ouder rustig houdt helpend kan zijn om in verbinding te blijven en zelf niet uit je sloffen te vliegen. Ook mij helpt dit, als mama van een peuter en een kleuter. Rustig blijven als ouder is een eerste belangrijke stap in het aanpakken van de emotie-orkaan omdat onze kinderen verbinding nodig hebben in het (co-)reguleren van hun gevoelens.
Om die verbinding te behouden kan het helpend zijn om op ooghoogte van je kind te komen, te benoemen wat je ziet en wat dit doet met jou (bv ‘ik zag jou slaan naar jouw broer toen hij jouw blokkentoren omver gooide; dat vind ik geen leuke reactie omdat je zo jouw broer pijn doet’). Toon begrip voor de reden van dit gedrag maar keur daarom het gedrag niet goed (‘ik kan begrijpen dat je dit deed omdat je boos en teleurgesteld bent omdat je zo lang aan de toren gewerkt hebt, maar jouw broer hiervoor slaan is helemaal geen goed idee en niet ok’) en maak afspraken over hoe de situatie op te lossen en in de toekomst aan te pakken (‘hoe gaan we het nu oplossen met broer? Wanneer jouw broer jouw toren nog eens stuk maakt kan je duidelijk ‘stop’ zeggen en het aan mama komen zeggen zodat we het kunnen oplossen’).
Om in verbinding te blijven is het belangrijk dat we ons kind niet gelijkstellen aan zijn/haar gedrag om geen onnodige deuken te maken in zijn/haar zelfbeeld. Zeg dus niet ‘jij bent een stout kind’ maar wel ‘dat was stout gedrag en dat kan niet’.
2. Geef tijdig jouw eigen grenzen aan en benadruk het positieve
Kinderen die zich verbonden voelen met hun hechtingsfiguren gaan ook beter grenzen aannemen. Wacht niet tot je zelf jouw innerlijke vulkaan voelt borrelen om jouw grenzen aan te geven want wanneer we gaan begrenzen uit frustratie gaan onze kleine voelende mini-me’s deze negatieve emoties ook meevoelen en daarop reageren, bv door net weerstand te bieden. Op het moment dat we overspoeld worden door onze emoties reageren we vanuit ons reptielenbrein, net dat gedeelte van ons brein dat weinig voeling heeft met grenzen.
Kinderen zijn steeds gericht op verbinding dus benoem op rustige momenten ook dit positieve gedrag en wat dit met jou doet; ‘Wat maakt het mij blij dat jullie nu flink aan tafel samen met elkaar die banaan kunnen delen!’ Wedden dat ze dit nog vaker gaan doen?
3. Het is oké om onze kinderen het logisch gevolg van hun gedrag te laten ervaren
Niet straffen betekent helemaal niet dat we al het gedrag van onze kleine kapoenen zomaar moeten tolereren. Kinderen leren door ervaring; laat ze dan ook gerust het logische gevolg van hun gedrag ervaren, ook als dit niet zo leuk is voor hen. ‘Ah vriend, je vond het nodig om de hele wasmand - waar mama net lang aan geplooid heeft - in het rond te gooien? Jij mag hem weer inladen hoor.’ Of in plaats van je zenuwen te overbelasten omdat dochterlief treuzelt om te vertrekken naar het verjaardagsfeestje kan je haar gewoon de consequentie van haar gedrag benoemen: ‘als je nu je schoenen en jas niet aandoet, kan je daar gewoon minder lang spelen.’
Kinderen het logische gevolg laten ervaren van hun gedrag doe je natuurlijk niet als dit mogelijks gevaarlijk kan zijn. Zo gaan we onze kinderen niet van de hoogste traptrede naar benden laten springen en gaan we ze ook niet zomaar de straat laten oversteken. Safety First!
4. Maak op voorhand afspraken en geef aan wat er wél kan
Kinderen hebben grenzen en afspraken nodig; grenzen en afspraken geven onze kinderen structuur, veiligheid en voorspelbaarheid. Door op voorhand voldoende structuur en informatie te geven aan onze kinderen weten ze wat er van hen verwacht wordt. Voorspelbaarheid geeft rust en dus minder kans op conflict. Zo kan je hen op voorhand vertellen dat jullie op bezoek gaan bij oma in het rusthuis maar dat daar veel mensen wonen die willen rusten dus dat we geen loopwedstrijd houden in de gang. Bied alternatieven, zeg niet enkel wat er niet mag maar geef aan wat er dan wél kan. “We gaan daar als stille muisjes door de gang sluipen.” Yes, duidelijkheid.
Speel ook in op de ontwikkeling en behoeften van jouw kind; verwacht niet dat jouw 4-jarige kleuter een uur rustig in de zetel kan zitten bij oma op de kamer in het rusthuis – nope, dit kan hij écht nog niet - dus maak op voorhand samen een tasje klaar met wat boekjes en speelgoed om zich daar rustig te kunnen mee vermaken.
Kinderen hebben nood aan begrenzing van hun gedrag maar hun emotie mag er wel zijn. Erkenning hiervan (‘je mag boos zijn, dat is oké’) kan de spanning in een kinderlijfje ook al doen dalen. ‘We gaan niet slaan’ maar wat kunnen onze kleintjes dan wel doen om hun stress er uit te laten? ‘Je mag wel knijpen in het ballonnetje met zand in jouw zak of je kan naar jouw rusthoekje gaan en even hard roepen in een kussen.’ … Gaat het al wat beter?
5. Maak gebruik van humor en (weloverwogen) keuzes
Nodig jouw kind uit om z’n boosheid te uiten in een kussengevechtje of doe de stem van de juf - die vandaag boos was - na op een grappige manier. Samen lachen helpt om gevoelens van onmacht (want vanuit dit gevoel gaan we straffen) en boosheid weg te nemen.
In plaats van kinderen rechtstreeks te verplichten om iets te doen kan het pedagogisch trucje van de ‘weloverwogen keuzes’ helpen om conflict (en dus de neiging tot straffen) te voorkomen. Dus niet ‘we gaan nu tanden poetsen’, maar wel ‘wil je de tandpasta van het muisje of van de krokodil?’ Als ouder bepaal jij het “wat” kinderen mogen mee kiezen in het “hoe, waar of wanneer”. Voilà, ook tegemoet gekomen aan die behoefte van autonomie daar.
6. Luister naar en communiceer over jouw eigen ijsberg. Vraag hulp indien nodig.
De metafoor van de ijsberg is ook op ons als volwassenen van toepassing; ook ons zichtbare gedrag komt voort uit onderliggende emoties en behoeften. Wanneer we boos worden of ons kind straffen doen we dit vanuit een onderliggende frustratie of gevoel van machteloosheid (hallo overbelast volwassenbrein!). We kunnen maar goed voor anderen zorgen als we goed voor onszelf kunnen zorgen, cliché maar o zo waar. Als ouder zijn we continu een spiegel voor onze kinderen dus communiceer gerust over jouw behoeften en jouw gevoelens naar jouw kinderen: ‘Mama is nu even moe dus ik word nu sneller boos als jullie roepen in de auto. Kunnen jullie zachtjes praten?’ Door te benoemen naar onze kinderen wat we zelf als ouder nodig hebben leren we hen dat het belangrijk is om eigen behoeften uit te drukken en dat emoties er mogen zijn.
Enneuh ...het is helemaal oké om ook even te moe te zijn als mama of papa om het allemaal alleen te doen als het wat te veel wordt, dus schakel gerust hulp in als je voelt dat dit nodig is. Oma en opa vinden het best ook wel leuk om bij te springen. ‘It takes a village to raise a child’. En dat is helemaal ok.
Liesbeth, kinderpsychologe en coördinator Praktijk Mobiel.
Wil je alles weten over opvoeden en rust in jouw gezin? Neem hier dan een kijkje.