‘Ik kijk stilletjes toe wanneer ze je binnenrijden om voor de eerste keer je kleine baby te ontmoeten. Ik herinner me nog hoe eng dat voor mij voelde. Ik glimlach je begripvol toe, en zeg “Gefeliciteerd!”
Ik luister naar de verpleegster die jou uitlegt waar elke buis, draad en monitor voor dienen. Ik hoef niet eens naar je te kijken om te weten dat je er niets van opneemt. Ik wou dat ik je kon vertellen dat alles goed komt. Maar dat kan ik niet – niemand kan dat.
Ik was er toen ze je baby’tje binnenbrachten. Hij zag er zo klein en fragiel uit onder al die slangen. Terwijl ik vol ongeloof toekeek dat een baby’tje zo klein kan zijn, voelde ik tranen opwellen. Ik wou dat ik wat foto’s voor je kon nemen, zodat je het gevoel had dat je niet zoveel had gemist.
Ik herinner me het moment waarop ik mijn zoontje voor het eerst ontmoette, negen hele uren later, en me afvroeg wat er in die uren daarvoor allemaal met hem was gebeurd. Wat had ik gemist? Ik zou het nooit weten … In de komende maanden zal je merken dat er zoveel tijd voorbijgaat zonder dat je er precies weet van hebt.
Ik zie de blauwe plekken op je armen, na weken infuusnaalden en bloedtests. Elke plek is een herinnering aan hoe hard je hebt geprobeerd om je baby’tje bij jou te houden. Je zal tijdens je eerste douche thuis naar die blauwe plekken krijgen en instorten bij de gedachte aan waar ze voor staan. Bij de gedachte aan je kleine baby die voor zijn leven aan het vechten is terwijl jij naar huis mag. Je staat op het punt om de moeilijkste dagen van je leven mee te maken.
Je zal een totaal nieuwe woordenschat leren. Tegen het einde van deze periode zal je de namen van honderd verschillende medicijnen kennen en weten hoe ze werken. Je zal medische terminologie gebruiken als je over je baby praat, omdat je geen andere manier kent om de ellende te beschrijven waar hij doorheen gaat.
Je hart zal in je keel kloppen elke keer dat je telefoon overgaat. De komende weken zal je ervoor zorgen dat je altijd je telefoon bij je hebt, en je zal het toestel nooit op stil zetten. Je zal je elke keer weer haasten om een oproep te beantwoorden. En op het moment dat het NICU-nummer op je scherm tevoorschijn komt, zal je sneller opnemen dan je ooit eerder hebt gedaan. Je zal wensen dat ze de beleefde introducties overslaan en onmiddellijk vertellen wat er mis is.
Mensen zullen kwetsende dingen tegen je zeggen. Ze bedoelen het niet slecht, het is niet dat ze je pijn willen doen. Ze weten gewoon niet beter. Ze zullen dingen zeggen als ‘Je hoeft ’s nachts tenminste niet op te staan’ of ‘Geniet van de tijd die je hebt terwijl hij in het ziekenhuis ligt.’ Echt, mensen zullen dat zeggen.
Op sommige dagen zal je dat gewoon laten passeren, terwijl je beleefd glimlacht en instemt met hun naïviteit. Op andere dagen zal je helemaal over de rooie gaan, en de blik op hun gezicht zal je het gevoel geven dat je je verstand compleet bent verloren.
Je zal het woord ‘gebruikelijk’ vaker gebruiken dan ooit tevoren. Niets van dit alles is “normaal”. Je zal jezelf afvragen of wat er met je baby gebeurt “normaal” is, en meestal zal het antwoord van de verpleegsters en artsen zijn dat het “gebruikelijk” is.
Je zal het gevoel hebben dat je op een bepaalde manier depressief bent. Je zal het zelf niet goed weten: is het postnatale somberheid, of echt een postnatale depressie? Je zal het afdoen als een paar slechte dagen. Hoe zou je je anders moeten voelen als je je baby elke avond moet achterlaten in het ziekenhuis?
Je zal het haten. Het enige waar je aan kan denken, is aan alle plannen die je had. Dat schattige kleine outfitje dat je wilde gebruiken om hem mee naar huis te nemen. De ideeën die je had voor “de eerste foto”. Hoe je samen tijd zou doorbrengen om hem te leren kennen, thuis, als gezin. Hoe je hem zou aankleden in dat schattige rompertje met bijpassende mutsje, en hoe je hem zou showen aan je vriendinnen terwijl jullie koffie dronken.
Het spijt me dat dit is hoe het begint voor je kleine jongen. Het spijt me dat je de pijn moet voelen van hem telkens weer achter te laten. Het spijt me dat de moed in je schoenen zal zinken wanneer de neonatologen om een gesprek vragen om de zorg voor je baby te bespreken. Het spijt me dat je hart zo vol liefde is voor die kleine schat, maar ook zo vol verdriet.
Maar ik wil dat je iets weet. Ik wil dat je weet dat deze tijd, hoewel die uitputtend zal zijn, jouw kijk op het leven zal veranderen. Je zal je kind zien vechten voor elke ademhaling. Je zal hem er een paar zien missen, of er veel zien missen, maar hij zal je ook laten zien dat hij dit aankan, mama … en jij ook!
Maar nog belangrijker, ik wil dat je weet dat er een hele groep mama’s is zoals jij, die zich vastklampen aan deze rollercoaster en die als een gek hopen dat er geen verrassingen meer volgen. Geen infecties meer, geen virussen meer, geen dalingen meer, geen tegenslagen meer. Maar ook al zal je duizend moeders vinden met baby’s die precies hetzelfde meemaken als jouw baby, hij is nog altijd jóuw baby, en niets maakt dat gemakkelijker.
Sommige dagen zal het aanvoelen alsof hij niet kan vechten. Hij vecht al zo lang en hij kan het vandaag gewoon niet. Het team dat voor je baby zorgt, zal zijn zuurstof verhogen … de druk wat opvoeren … Het is oké dat hij rust neemt sommige dagen. Die rust heeft hij nodig. Maar die heb jij ook nodig, mama!
Zorg voor jezelf, want dat is wat je voor een groot deel door de komende maanden zal helpen.
Het is een rotgevecht. Het is rommelig. Het is onvoorspelbaar. Je zal zien hoe gemeen het leven kan zijn.
Vecht terug. Neem het allemaal in je op. Lees jezelf in, zodat je weet wat er aan de hand is met je baby. Stel vragen. Laat van je horen. Blijf bij je standpunt.
Dit is Moederschap 2.0. Het is ongedefinieerd en het gaat bergop. Maar je kan dit … En hij ook!’
Bron: Kidspot