‘Hoe vang je de weeën op?’ ‘Ik probeer mezelf wat af te leiden van de pijn. Dat lukt op zich wel, ik heb er nog niet zoveel last van.’ Ik hou Anouk wat aan de praat en blijf naar dat klokje kijken. Zo wil ik een inschatting maken of ze al frequent weeën heeft. Als dat zo is, zal ze ons gesprek namelijk even moeten onderbreken om zo’n wee op te vangen. Bij stevige weeën kunnen vrouwen meestal geen gesprek meer voeren.
Na vijf minuten wil ik weten of ze ondertussen weeën heeft gehad. ‘Ja’, klinkt het. ‘Drie.’ Ik frons. Ik heb haar steeds rustig horen praten, dus ik besluit dat het vast nog niet heel dringend is. Met mijn agenda op mijn schoot loop ik de planning van mijn huisbezoekenronde na. ‘Ik heb nog één huisbezoek, dat duurt hooguit een uurtje. Daarna kom ik langs en zullen we controleren hoeveel ontsluiting je hebt.’
‘Goh…’ hoor ik. ‘Dat zal nog niet zoveel zijn hoor. Ik voel me eigenlijk nog prima, ik wou je gewoon al even op de hoogte houden.’ ‘Geen probleem’, verzeker ik haar. ‘Als het niets is, is het niets. Maar dan weten we het tenminste zeker.’
Een uurtje later arriveer ik zoals verwacht bij Anouk thuis. Nog voor ik mijn tas uit de kofferbak heb gehaald, opent haar man Tom de deur al. Hij is zichtbaar nerveus, kijkt constant over zijn schouder naar binnen. ‘Alles oké?’ vraag ik, terwijl ik me naar de voordeur haast. ‘Ze heeft toch veel last’, zegt hij snel. We gaan naar binnen en in de woonkamer staat Anouk. Ze leunt met haar handen tegen de muur en is hevig aan het puffen.
Ik schrik, want tijdens ons telefoongesprek leek alles nog zo rustig. ‘Anouk, ik ben er’, zeg ik meteen. Ze kijkt me aan met een blik die verraadt dat ze dit zelf ook niet zag aankomen, de intensiteit van de weeën overrompelt haar. Ik help haar op de bank en met de doppler luister ik naar de harttonen van de baby. Die klinken goed. Ik stop de doptone weer weg en hoor Anouk diep grommen. Die grom herken ik, het is een geluid dat bij persweeën hoort.
Verbaasd kijk ik naar haar. Moet ze al persen? Dat zou wel heel erg snel zijn. ‘Mag ik voelen hoeveel ontsluiting je hebt?’ Anouk bevestigt met een snelle knik, terwijl ze opnieuw begint te puffen. ‘Tom, kom hier’, sist ze. Alle spieren in haar lichaam zijn strak aangespannen. Tom komt naast haar staan en houdt haar hand vast. Hij schrikt van haar kracht wanneer ze in zijn hand knijpt. Haar knokkels kleuren wit, haar ademhaling stokt.
‘Oké…’ zucht ze wat later. De wee is voorbij. Gehaast trek ik mijn plastic handschoen aan en met Anouks toe stemming voer ik een vaginaal onderzoek uit. ‘O nee’, denk ik, maar ik zeg het niet hardop. Anouk heeft volledige ontsluiting. Nu al! De baby is klaar om geboren te worden, maar wij zijn dat niet! Dit is niet de bedoeling. Ik zou Anouk alleen maar begeleiden tijdens de weeën. Ik ben niet voorbereid op een thuisbevalling. Zij is niet voorbereid op een thuisbevalling!
‘Anouk, wat voel je nu?’ Ik probeer kalm te blijven. Als mij dat lukt, blijven Anouk en Tom hopelijk ook kalm. ‘Het lijkt alsof ik naar het toilet moet. De grote boodschap’, zegt ze met een verbeten uitdrukking op haar gezicht. Opnieuw een puf, dan een kreun. Anouk heeft echt persdrang.
De belangrijkste vraag die ik me nu moet stellen is deze: is er nog tijd om Anouk naar het ziekenhuis te vervoeren? Al is die vraag overbodig. Ik ken het antwoord. Er is geen tijd. De bevalling gaat hier gebeuren, dus ik twijfel niet langer. Ik bel de hulpdiensten. ‘Ik ben vroedvrouw, ik bel voor een onverwachte thuisbevalling.’ Ik houd het kort en bondig, zo duidelijk mogelijk.
‘Aaaaauw’, roept Anouk, net nadat ik het adres heb doorgegeven. ‘Ik moet persen. Ik moet nu echt persen. De baby komt, het duwt zo hard!’ roept ze. Tom staart me aan met een blik vol angst. Anouk gaat spontaan op de grond liggen. ‘Breng snel wat handdoeken en een kussen’, gebied ik Tom. ‘Ik ga je helpen, Anouk. Je doet het heel goed. Als je dadelijk een nieuwe wee voelt opkomen, mag je al een eerste keer persen. Dat kun je. Wil je zo blijven liggen? Is dat comfortabel?’
Anouk knikt snel, dus ik ga haar niet vragen om geknield of gehurkt te gaan zitten. Als zij nu aangeeft dat liggen het best lukt, volg ik. Ik neem de handdoeken aan waarmee Tom komt aandraven, leg ze onder Anouk en ik ondersteun haar hoofd met kussens. Ondertussen probeer ik mezelf te herinneren aan wat ik weet: een bevalling is een natuurlijk proces, geen noodgeval. Ik moet vertrouwen op het proces, ook al overvalt het ons. Anouk volgde bij mij een zwangerschapscursus, maar op deze spoedbevalling zijn we beiden niet voorbereid.
‘O nee. Het begint weer!’ Anouk zet zich schrap en ik doe hetzelfde. Er zit nu minder dan twee minuten tussen de weeën. ‘Volg je gevoel maar, Anouk.’ Op haar gezicht verschijnt een pijnlijke grimas en ze maakt opnieuw dat grommende keelgeluid. Op dat moment klinken de sirenes door de straat. Een ogenblik erna komen de ambulanciers binnengelopen. Ze komen binnen met een brancard, gevolgd door de spoedarts, een jonge man.
Anouk is zich niet bewust van het rumoer dat ontstaat en slaakt een luide kreet. Zij wil enkel persen, verlost worden. Ik wil hetzelfde voor haar. ‘Ik zie het hoofdje al, Anouk. Je doet het heel goed. Volg je gevoel. Nu kun je even op adem komen. Wil je even voelen aan het hoofdje, het zit klaar. Dit is het lastigste gedeelte. Het gaat nu even enorm branden, maar dat zal niet lang duren.’
De spoedarts lijkt even verstomd te zijn door wat hij ziet en richt zich tot mij. ‘Wie bent u?’ vraagt hij. ‘De vroedvrouw. Hebben jullie een bevallingsset?’ ‘Blijf op je plaats’, zegt hij een beetje paniekerig. ‘Wij hebben alles. Ik ben je assistent.’
Terwijl de bevallingsset wordt gebracht en de arts dicht naast mij komt zitten, dient zich alweer een volgende perswee aan. ‘Nog eens.’ Anouk kreunt. ‘Het gaat nog eens gebeuren.’ Ze perst twee keer stevig en dan kan ik het hoofdje al begeleiden. ‘Goed Anouk, het gaat prima.’ Ik hoor mezelf praten op de automatische piloot, ik ben hypergefocust. ‘Het hoofdje is geboren’, zeg ik, zonder te beseffen dat ik dat doe met een grote glimlach.
‘Ooh’, zucht Anouk. ‘Auw.’ Ik voel meteen of de navelstreng niet rond de hals van de baby gewikkeld is en maak een gebaar naar de spoedarts. Alles is in orde. ‘Je weet het nu, Anouk. Bij de volgende wee moet je nog één keer persen. Dan heb je een kindje.’
Anouk perst nog één keer en alsof het niets is, baart ze haar dochter. Ik leg de baby meteen op haar buik en droog het meisje af.‘ Proficiat’, zegt de spoedarts, misschien nog meer tegen mij dan tegen de kersverse ouders. Veel tijd om het gezellig te maken is er echter niet. Anouk beseft ineens dat ze thuis is en niet in het ziekenhuis, wat wel de bedoeling was.
‘Moeten we nu niet vertrekken?’ vraagt ze een beetje verward. ‘Als jij dat wilt, vertrekken we nu.’ Bij een thuisbevalling die goed verloopt is het helemaal niet nodig om alsnog naar het ziekenhuis te gaan, maar Anouk had dit niet gepland. Wat mij betreft, kiest zij.
Met de baby dicht tegen haar bovenlijf en met de navelstreng nog tussen haar benen wordt ze op de brancard gelegd om vervoerd te worden. De moederkoek is nog niet geboren, meestal gebeurt dat een uur na de geboorte. Zo lang willen we echter niet wachten.
‘Jij gaat mee’, zegt de spoedarts tegen me zodra Anouk en de baby klaar zijn voor vertrek. Ik spreek niet tegen en zeg dat Tom de ambulance moet volgen met de auto. Tijdens de rit naar het ziekenhuis voel ik regelmatig aan de baarmoeder. Anouk zelf verdrinkt in de aanblik van haar pasgeboren dochter. En dat is maar goed ook. ‘Gaat het?’ vraag ik. Haar glimlach geldt als geruststellend antwoord.
Eenmaal in het ziekenhuis volg ik het team met Anouk naar de verloskamer om de verpleegkundigen te briefen. Anouk wordt meteen onderzocht, de moederkoek wordt geboren en ze blijkt maar een klein scheurtje te hebben, dat gehecht wordt.
Een dag later krijg ik telefoon van Anouk. Alles gaat prima met moeder en dochter, en met vader. Anouk is eigenlijk zelfs opgelucht dat het allemaal zo snel is gegaan. ‘Liever dat dan zo’n lange lijdensweg waar je soms van hoort’, besluit ze.
‘Hoe gaat het met jou? Hopelijk heeft het allemaal niet te veel indruk gemaakt?’ vraagt Anouk aan het einde van ons gesprek. ‘Prima, dank je.’ Ik slik even, want die vraag komt binnen.
Als jonge vroedvrouw aan huis wou ik Anouk net zoals andere vrouwen een totaalpakket aanbieden. Ik wou bevallingsweeënbegeleiding aan huis bieden, ook al houdt dat in dat ik ongeveer vanaf de zevendertigste week constant dienst heb. Je weet namelijk nooit wanneer ‘het’ begint. Als er elke maand iemand moet bevallen, heb je dus non-stop dienst. En ik merk dat dit toch intens is. Daardoor groeit het besef dat ik als vroedvrouw niet alles kan doen. Uiteindelijk zal ik daarom kiezen voor prenatale begeleiding, prenatale voorbereiding en postnatale zorg. De geboorte zelf zal ik niet meer doen.
Sinds ik niet meer in het ziekenhuis werk en ook geen bevallingsbegeleiding meer doe, vragen mensen of ik die geboortes niet mis. Mijn antwoord? Eigenlijk niet. Ik zie de geboorte niet als dat ene, allesomvattende moment. Voor mij gaat het verder dan dat. Het is voor mij de geboorte van een moeder, de geboorte van een gezin. Ik krijg veel energie van geboorteverhalen en hoe de voorbereiding er impact op heeft gehad, en heel af en toe doe ik het toch nog wel eens. Maar in die intense wachtweek besef ik weer waarom ik ervoor gekozen heb het niet meer te doen. Continu die gsm in het oog houden, continu aan staan, niet even kunnen ontsnappen, voor mij werkt dat niet. Ik kan de slaap dan niet eens vatten.
De bevalling van Anouk heeft een blijvende indruk gemaakt, en de vraag aan het einde van dat gesprek misschien nog meer. Tijdens haar eigen verhaal drukt ze met die vraag even op pauze om zich om mij te bekommeren. Als zorgverlener ben ik er voor anderen. Dat iemand van die anderen dan wil zorgen voor mij, is heel bijzonder.
Meer lezen: Dagboek van een vroedvrouw
ls vroedvrouw staat Elke Notebaert al meer dan 20 jaar dagelijks aan de wieg van nieuw mensenleven, en helaas soms ook aan het veel te snelle einde. Ze staat vrouwen bij in hun meest wanhopige momenten, maar is tegelijk hun metgezel bij intense gelukjes en gênante, soms grappige vragen.
In al die emoties en taferelen neemt Elke je mee in dit boek. Ze smokkelt je binnen in de verloskamer, laat je meeluisteren bij haar spreekuren en doet je hart sneller kloppen bij noodgevallen. In haar verhalen maken we kennis met tal van moeders en hun diverse kwetsbaarheden, en hier en daar een al net zo overweldigde vader. En natuurlijk: de prachtige baby's die hun levens voorgoed veranderen.
Zonder een blad voor de mond te nemen, deelt Elke ook haar eigen twijfels en reflecties als (vroed)vrouw en de combinatie met het moederschap. Dagboek van een vroedvrouw wordt zo tegelijk een biecht én een liefdesverklaring aan dit uitzonderlijke beroep.
Meer info vind je hier.