Post Partum Perikelen: De traumatiserende bevalling … en de onverwachte spoedkeizersnede
T. en ik bleven echter thuis. Kon ik daar wat verloren rondlopen, de uren aftellend naar het inleiden. Voor de zoveelste keer onze koffers checken. Het boekje van de prenatale kine nog eens lezen. T. ging nog wat boodschappen inslaan.
‘s Avonds aten we een kant-en-klaar lasagne van Come a Casa, terwijl we doelloos naar Bake Off Vlaanderen keken. Ik wilde nog weten wie de finalisten waren, maar het was tijd om te gaan.
Waar is de baby?
Ik denk dat ik korter was dan anders. Het werd me te medisch. In mijn fantasie brak mijn water spontaan en haastten we ons opgewonden naar het ziekenhuis. Nu zaten we rustig in de auto, en bedacht ik me dat we vandaag ons baby’tje uit mijn buik zouden jagen. Op afspraak. Weg spontaniteit. Ook was ik al bang voor infusen en voor wat ze met mij zouden doen. Zou er nog iets natuurlijks aan zijn?
We meldden ons aan en mochten doorlopen naar het verloskwartier. Net op het moment dat we er arriveerden, werd een kersverse mama met een schattig baby’tje op een bed naar buiten gerold. Ik voelde me met de minuut nerveuzer worden. Terzelfdertijd was ik vertederd door het prille gezin. Nog even en T. en ik zouden onze baby eindelijk ontmoeten!
We werden heel hartelijk ontvangen en werden naar een kamer gebracht. Daar werd ik meteen aan de monitor gehangen. Voor de vroedvrouw die aanlegde, vroeg ze me of ik onze deugniet kon lokaliseren. Alsof hij het gehoord had, begon mijn buik ineens wild te bewegen. We moesten lachen. De vroedvrouw ook. ‘Ik denk dat we de baby gevonden hebben!’ grinnikte ze.
‘De baby vindt het niet zo fijn’
De hartslag van onze lieve kleine man galmde luidop door de kamer. T. en ik glimlachten naar elkaar. Het snelle ritme van het hartje werd al gauw hypnotiserend en we hoorden het vruchtwater volop golven als hij bewoog.
Rond half negen werd ik de eerste keer onderzocht. Blijkbaar had ik al twee tot drie centimeter ontsluiting. Dat klonk al bemoedigend!
De tijd tussendoor doodden we met wat nieuws op onze smartphone te lezen en wat te zappen. Ik had leesvoer bij, maar kon me niet concentreren. Het gebeuren was te groots om nu in een boek te verzinken. Tegen elven werd er weer zachtjes op de deur geklopt en kregen we de tijd om ons mondmasker op ons gezicht te zetten. Want ja, alles moest met mondmasker gebeuren 🙁.
Er werd een tablet om alles in gang te zetten bij me ingebracht en de vroedvrouw koppelde me terug aan de monitor.
Binnen het uur liepen er ineens drie vroedvrouwen tegelijk binnen. We hadden zelfs de tijd niet gekregen om ons masker deftig op te zetten. ‘De hartslag van het baby’tje is gezakt, dus we komen even kijken,’ zei één van de vroedvrouwen. Een andere stelde ons gerust. ‘Alles is oké hoor, het baby’tje vindt de contracties niet zo fijn.’
Gelukkig had hij zich snel gerecupereerd en moest ik enkel een infuus met wat vocht krijgen. Al betwijfel ik achteraf of het wel “gewoon” vocht was. Daarnaast kreeg ik een mobiele monitor om zodat ze ons ventje goed in het oog konden houden.
Ik wil geen epidurale!!!
Op dat moment beseften T. en ik - gelukkig - niet dat er iets gaande was. Wel verging het lachen me snel toen de contracties pijlsnel opkwamen. Van middernacht tot drie uur in de ochtend worstelde ik met zware weeën. Bang voor een epidurale - en ook omdat het voor mij een erezaak was - probeerden we alles wat we tijdens de zoomsessies van de prenatale kine geleerd hadden: ik wandelde rond, ging op een stoel zitten, T. masseerde me, ik ging op een bal zitten … Tevergeefs. Ik crepeerde. Onze vroedvrouw van deze nacht merkte op dat ik wel heel snel op het tablet reageerde en dat ik wel heel lange contracties had. Wat me niet bepaald opmonterde. Met reusachtige tegenzin polste ik naar verdoving. Maar éérst wilde ik het bad nog proberen!
Met engelengeduld vulde de vroedvrouw het bad voor me. Bij het instappen voelde ik al dat het niet ging helpen. Een halfuur heb ik het volgehouden. Ik kon niet meer. Terwijl de ene wee nog aan het uitdijen was, kwam de volgende al op. Ik kreeg amper adempauze. Wat de zaak ook niet bevorderde, was de daver die de arbeid veroorzaakte. Ik kon niet stoppen met trillen. Ik was volledig de controle over mijn lijf kwijt.
T. moest alles lijdzaam ondergaan. Hij vond het vreselijk dat hij niets kon doen. Dus overtuigde hij me om iemand op te roepen voor de epidurale. Het was één van de engste dingen die ik al ondergaan heb. De anesthesist moest volledig op mij vertrouwen om de prik te zetten. Dus ik moest haar zeggen wanneer de wee stopte en ik even ademruimte had. Maar toen ik de punt van de naald al zachtjes tegen mijn rug voelde prikken, kromde ik me beschermend in een balletje op. En kwam een wee. Even wachten dus.
De anesthesist schakelde T. mee in. Hij hield me vast - of beter gezegd, in bedwang - op bed en ik kreeg de opdracht om mijn rug hol te maken en mezelf tegen de naald te laten leunen. Het was afgrijselijk. De plotse rust daarentegen, kon ik wel ten zéérste waarderen. Wat een goed spul was me dat zeg. De werking van het pompje werd uitgelegd, zodat ik extra verdoving kon bijspuiten. Dat was absoluut niet nodig. Ik werd er al soezerig genoeg van.
Intussen was het half vijf in de ochtend. De lieve vroedvrouw troostte me dat ik het toch heel lang volgehouden had. Ze had het door dat ik de verdoving als falen zag. Het was al mijn tweede falen: eerst wilde mijn zoontje er niet uit, nu heb ik ook nog die epidurale laten zetten.
Spoedkeizersnede… Wat?!
De rest van de nacht was vrij vaag. T. en ik kregen de kans om wat te rusten, terwijl op de achtergrond het hartje van ons baby’tje doorheen de kamer bonsde. De monitor hing al de hele nacht aan mijn lijf, dus echt slapen zat er niet meer in. Niet dat het zonder de monitor echt beter zou zijn geweest. Om de zoveel tijd kwamen vroedvrouwen me van de ene zij op de andere leggen en weer terug. Telkens met de woorden ‘het baby’tje vindt het niet zo leuk.’ Nog steeds hadden we niet door dat het toch ernstiger was dan dat ze lieten uitschijnen.
Het werd weer licht en rond zeven uur in de ochtend kwamen ze mijn vliezen breken. Ja, werkelijk niets kwam op gang bij me. Ze lieten me ook weten dat ze mijn gynaecoloog gebeld hadden en dat hij onderweg was. Kort erna sloeg de sfeer om. Er werd een andere hartmonitor gestoken en de info druppelde stilaan binnen bij ons: onze baby had niet veel reserves meer, hij was nog veel te weinig ingedaald, zijn hoofdje was te breed en mijn bekken te smal. Er zou druk op het hoofdje van onze kleine man hebben gezeten, waardoor zijn bloeddruk en hartslag daalde. En toen kwam het woord schijnbaar uit het niets … Spoedkeizersnede … Wat?!
Ook T. was geschrokken. Terwijl hij mijn hoofd aaide, begon ik te huilen. Wat was er allemaal aan het gebeuren?
Plots stond mijn gynaecoloog in de deuropening. ‘We gaan een spoedkeizersnede doen. De baby moet er NU uit!’
Iedereen schoot in actie. Er werd een blaassonde gestoken - blij dat ik dat niet op voorhand wist, in mijn naïviteit had ik helemaal niets opgezocht over keizersnedes -, ik kreeg extra verdoving bij - ergens dus goed dat die epidurale er al stak - en voor ik wist, waren we in de operatiezaal. Het overweldigde me allemaal, ik onderging het. Niet dat ik zou tegengewerkt hebben; de baby en zijn gezondheid waren het enige wat telden op dat moment. Maar het leek net of ik er niet helemaal bij was. Het ging zo snel. We beseften niet hoe ernstig het was. Dat is pas achteraf goed doorgedrongen, en nog eens toen ik enkele weken later in CoZo het verslag las.
Boze fronsende oogjes
En daar was hij dan. Op tien minuten was hij eruit. Er werd heel even een huilend bebloed gezichtje boven het zeil getoond, met de woorden ‘dat is je baby’ en iets dat hij lange benen had. Maar in een flits was hij weg en werd hij meegenomen om nagekeken te worden. T.,ontroerd door dat kleine wezentje, keek intussen verscheurd naar onze baby die weggebracht werd en mij, vastgebonden aan de polsen - ik had nog steeds de daver - op deoperatietafel. Dilemma.
‘Ga maar, ga naar onze baby!’ zei ik. En meteen liep T. achter ons kleintje, onze kostbaarste schat aan. Gelukkig waren mijn twee mannen snel terug. T. kreeg de eer om het eerste huid-op-huid contact met L. te ervaren. Helemaal ingeduffeld in T.’s trui, mutsje op het hoofd, loerde L. naar mij, zijn mama.
Het eerste uur was het eerste wat ik zag van mijn kindje een half gezichtje, met boze fronsende oogjes, aan het bekomen van de onaangename bevalling en de eerste kennismaking met de buitenwereld. Tegelijkertijd was dat ook het enige wat mijn kindje van mij zag, met dat vervelende mondmasker op mijn gezicht.
Geef me mijn baby!
Zelf was ik compleet van de kaart. Daar lag ik dan, vastgeketend op die operatietafel, wachtend tot ik weer volledig dicht gemaakt was. Het enige wat ik kon, was staren naar die baby dat mijn kind bleek te zijn. Verward was ik. Ik voelde een mengeling van blijdschap en verdriet. Maar niets van die directe verliefdheid waar al die moeders over spreken (of moet ik liegen, zeggen?)
Mijn verstand zei dat dit mijn kindje was. Het was echter nog niet te vatten. Waar is de baby van in mijn buik, dacht ik. Ik heb dit baby’tje niet geboren zien worden, ik heb het ook niet gevoeld. Waar is mijn bevalling gebleven?
Nog nooit heb ik me ook zo hulpeloos gevoeld. Mijn benen sliepen en alles was gevoelloos tot aan mijn ribbenkast. Na de daver van de arbeid was ik nu gewoon compleet bewegingloos.
Toen ze klaar met me waren, was ik wel in staat om mezelf van de operatietafel op het bed te hijsen dat naast de tafel gerold was. Ongeduldig strekte ik mijn armen naar mijn kindje uit. En toen mocht ik hem eindelijk vasthouden. Onze lieve kleine L.