Na mijn buitenbaarmoederlijke zwangerschap: het is oké om te rouwen
Vier dagen eerder kwam het slechte nieuws. De zo gewenste baby, de beloofde regenboogbaby na twee eerdere verliezen, zou er ook deze keer niet komen. De ‘productie’ was goed geweest. Het innestelen niet. Deze was te vroeg gebeurd en dus op de verkeerde plaats. Na eerst drie dagen van hopen dat de gynaecoloog toch verkeerd had gekeken en dat de, eigenlijk niet mis te verstane pijn, op iets anders wees, bleken mijn bloedwaarden toch te bevestigen wat we vreesden. Een buitenbaarmoederlijke zwangerschap. En eentje die duidelijk niet vanzelf zou ‘opgelost’ geraken.
En daar gingen we dan, die vierde dag. Naar de maternale intensieve zorgen. Alle bolle buiken die aanwezig waren zijn we gepasseerd. Ik hield mezelf voor sterk te zijn. We moesten erdoor. Niks aan te doen. De verpleging probeerde mij op alle vlakken goed op te vangen. Geen paniek. Ondanks de hoogdringendheid. Relatieve rust, in afwachting van een niet af te wenden storm van weggedrukt verdriet.
Op weg naar de operatiekamer brak ik toch. Ik was ‘alleen’. Geen sterke vertrouwde hand meer in de mijne. Buiten was het warm, maar ik bibberde onophoudelijk. De verpleging van de operatiekamer kwam en volgde de opgelegde regels voor een operatie. ‘Dag mevrouw. Hoe gaat het? Weet u waarom u hier bent?’ Daar en dan werd alles ineens heel werkelijk. Zelf uitspreken dat ook deze baby er niet zou komen was hard. Huilend ging ik onder narcose en in shock werd ik wakker. Er was wel weer een hand in de mijne. Maar niet die vertrouwde. Een verpleger zag dat ik het moeilijk had en bleef naast mijn bed zitten tot ik weer naar mijn kamer mocht.
Wat daarna volgde was een traject van heel veel vallen en opstaan. De eerste weken en maanden na de operatie spartelde ik door. Door te werken en bezig te zijn, moest ik niet nadenken. Maar uiteindelijk kan je toch niet ontsnappen aan wat de hele dag op je hart en ziel drukt.
Toegeven aan het ‘falen’ en ‘niet meer verder kunnen’ was weer zo’n harde confrontatie met mezelf. Maar dat toegeven heeft er wel voor gezorgd dat het verlies een plaats kreeg. Ondanks de korte tijd dat de drie baby’s to be bij mij waren, lieten ze toch diepe sporen na. En maakten dat ik hulp nodig had in een rouwproces dat ik eerst minimaliseerde. We hadden immers al kinderen en mijn verdriet was minder ‘gerechtvaardigd’ dan dat van vrouwen die er nog geen hadden, of nooit zouden krijgen. Nu weet ik beter. Een vrouw (en ook een man) met een kinderwens kan je niet op andere gedachten brengen als die wens er is. En het verdriet van verlies is voor iedereen even hard op zo’n moment.
Vandaag zijn we dus exact één jaar later. De littekens in ons hart helen, net als die op mijn buik. Al zullen die laatste toch even on hold gezet worden wat heling betreft. Op de dag dat de baby uitgerekend was, en het verdriet weer volle gas toesloeg, hield ik een positieve zwangerschapstest in mijn hand. Alle mooie ideeën rond mijn man het goede nieuws vertellen waren heel ver weg verdwenen. Het enige wat ik kon doen was hem roepen en al bibberend de test in zijn handen duwen. Overgelukkig met deze nieuwe kans op nieuw leven, maar doodsbang dat het weer mis zou gaan. Deze keer ging het wel goed. Intussen zijn we over de helft en mogen we als alles goed blijft gaan in november een baby van ons twee in onze armen sluiten.
We zijn er nog niet wat rouwverwerking betreft. Het is oké om nog steeds te rouwen. Om verdrietig te zijn ondanks het feit dat nieuw leven groeit en al heel aanwezig is. Vandaag gaat het weer wat minder goed omdat de herinneringen aan vorig jaar binnenkomen. Maar morgen zijn we weer gewoon gelukkig en hoopvol.
Melissa