tiener voetbal

Mijn kind is een topsporter

19/12/2024

Mijn zoon is altijd al een ‘hevig bazeke’ geweest. Sport was van zeer jong een uitlaatklep en dat is het nog steeds. Hij is begonnen met voetbal op vierjarige leeftijd. In het begin stond de club daar weigerachtig tegenover omdat hij écht jong was, maar hij was niet te houden en dat zagen ze op de club ook snel in. 

Op z’n 6 jaar werd hij gescout door Westerlo, hij mocht er starten in de eliteploeg. (Elite = het hoogste niveau van voetbal in België). Hij heeft daar 5 seizoenen gespeeld en werd toen gescout door Antwerp RAFC, een topclub in België. 

Hij wou het zo graag, maar er waren toch wat praktische bedenkingen. Westerlo is voor ons 20 minuten rijden en we hadden een beurtrol met andere ouders om te rijden. Dan is dat als ouder nog wel te doen, al zijn de trainingsuren soms moeilijk combineerbaar met een fulltime job. Maar naar Antwerpen was toch nog wat anders. Vier keer trainen per week en dan in het weekend nog een wedstrijd. Gelukkig stelde Antwerp voor om hem telkens heen en weer te vervoeren, dus dat tegenargument viel ook weg. En hij wou het zo graag… 

Het eerste seizoen verliep goed, hoewel het soms echt niet makkelijk was. Hij moest vier keer per week als een pijl uit een boog van school naar huis fietsen, zich omkleden en zijn tas maken, snel iets eten (soms zelfs onderweg) en dan met het busje naar de training. De tijdsdruk was zwaar. Zelden een vrij moment. Lessen leren en taken maken was voor in het weekend of soms zelfs gewoon niet. Die tijdsdruk weegt, zowel op het kind als op de ouders. Constant plannen en vooruit denken. Geen tijd om stil te staan, altijd maar door, door, door…

Het tweede seizoen kondigde zich aan. Mijn zoon zou in september naar het derde middelbaar gaan. Dat betekent dat je een topsportstatuut kan halen: met dat statuut kan je naar een topsportschool gaan of kan je in een ‘normale’ school vrijgesteld worden voor een bepaald aantal lesuren om je sport uit te oefenen.  

Hij slaagde voor de testen en kreeg zijn topsportstatuut. Wat nu? Bleef hij in zijn ‘gewone’ school of ging hij naar de topsportschool in Antwerpen? In dat laatste geval moest hij ook op internaat, want logistiek was dat anders niet haalbaar. Hij twijfelde… De school zag hij volledig zitten, maar het internaat niet. Maar het was én én, het één kon voor ons niet zonder het ander. 

Zijn grote droom was nog steeds topvoetballer worden en hij besefte dat dit een kans was die hij moest grijpen, maar dat internaat… Een hele werkweek zonder ouders, alles zelf plannen en uitvoeren, zelf zorgen dat je overal op tijd bent, zelfstandig studeren, op vrijdag alleen met de trein naar huis komen. Opstaan, trainen om 8u ’s morgens op school, lessen volgen tot half 4 (ook op woensdagnamiddag!), zich klaarmaken om te gaan trainen op de club, avond eten en op je kamer komen rond 21u. Elke dag opnieuw. Na lang wikken en wegen wilde hij het toch doen, met de gedachte ‘als het niet lukt, kan ik met Kerstmis nog steeds naar huis komen en terug naar mijn ‘gewone’ school gaan’. 

Het lukte. Mijn zoon is van nature een plantrekker, een rationeel kind, mentaal sterk en een doorzetter. Hij heeft een hekel aan het internaat (en dat is zacht uitgedrukt), maar er is geen enkele zondag dat hij zeurt dat hij weer moet gaan. Hij houdt het hogere doel in gedachten. Op de club loopt het ook goed, hij mag veel spelen tijdens de wedstrijden, de trainers geloven in hem. 

Maar er zijn veel jongens die het veel moeilijker hebben. Heimwee naar die warme thuis, naar mama die elke avond lekker eten maakt, naar de gezelligheid van thuis. Thuis je verhaal kunnen doen als je eens een slechte dag hebt. De training ging niet goed, de trainer was boos op mij, de leraar Frans heeft een pik op mij … 

Er zijn genoeg jongens die niet of slechts enkele minuten mogen spelen tijdens een wedstrijd en bij wie de trainer dan niet eens uitlegt waaróm dat zo is. Als je dan helemaal tot in Brugge of Virton gereden bent om slechts tien minuten te spelen – wetende dat je 1,5u op voorhand aanwezig moet zijn – dan moet je echt wel een sterk karakter hebben en een zeer grote motivatie om elke dag opnieuw je 100% te geven op de training en om zondagavond weer naar dat internaat te trekken. Ook voor de ouders is dat hard. Je wéét dat je kind daarvan afziet.

Mijn zoon wordt in februari 16. Het is nu zijn vierde seizoen bij Antwerp RAFC en hij krijgt straks zijn eerste profcontract. Een stap dichter bij zijn grote droom. Maar hij moet er toch veel voor opgeven. Zijn vrienden (de weinige die hij nog heeft overgehouden van zijn ‘gewone’ school) beginnen uit te gaan en alcohol te drinken. Een fuif op een vrijdag? Jammer, dat kan niet. Hij moet op tijd zijn bed in om zaterdag fit te zijn op de wedstrijd. Op café met vrienden of thuis een feestje? Leuk, maar voor even. Na een tijd is iedereen dronken behalve hij en dan is de fun eraf, zegt hij. In de vakantie een uitstap doen met vrienden? Helaas, hij moet gaan trainen …

Op school lachen ze met de voetballers. Omdat die ‘slechts’ 2 keer per dag trainen. Er zitten ook zwemmers, judoka’s, tennissers, enz. Die trainen veel vaker en soms op ontiegelijk vroege uren. Voetbal is dan ook nog eens een sport waarbij je op lagere niveaus toch nog behoorlijk wat kan bijverdienen. In andere sporten moet je echt al tot de top behoren om geld te verdienen, laat staan om er van te kunnen leven. Mentaal is een individuele sport ook nog eens veel zwaarder, alle druk ligt op jou en op jou alleen. Voor deze tieners heb ik des te meer respect. 

Andere ouders begrijpen soms niet dat wij zoveel tijd in hem steken, dat wij zoveel voor hem rondrijden, dat wij onze vakantieplannen aanpassen aan de voetbaltrainingen. Maar dat is ook niet iets wat je doet van de ene dag op de andere. Je rolt daar in en je groeit daar ook in. En als je kind dat echt wil en hij is er dan nog goed in, dan doe je dat gewoon. 

Je gunt hem zijn droom, ook al krijg je vaak te horen: “Och, hij haalt het toch niet, het zijn slechts enkelingen die de top halen”. En dat klopt, maar als je het niet probeert, dan lukt het helemaal niet. 

We blijven met onze voeten op de grond, ook mijn zoon. We weten goed genoeg dat het snel kan veranderen, dat een zware kwetsuur je droom aan diggelen kan gooien, dat hij mentaal nog sterk zal moeten zijn wanneer hij hogere studies aanvat en zijn kameraden op stap zullen gaan. We zijn er nog lang niet. Maar elke dag toch al een stap dichter…