‘We zijn elkaar ergens onderweg kwijtgeraakt, en nu zie ik op tegen de vakantie’
Vanbinnen knaagt er iets. Een spanning die steeds dichter op mijn huid kruipt. Ik voel een zwaarte, alsof ik langzaam een jas aantrek die veel te dik is voor deze tijd van het jaar. Alsof mijn adem wat oppervlakkiger wordt naarmate de dagen korter worden tot vertrek.
Want ik zie ertegenop. Niet tegen het vroege opstaan of het inpakken of de eindeloze autorit met drie kinderen op de achterbank. Dat red ik nog wel. Dat is chaos, maar overzichtelijke chaos.
Het is het ‘wij’-gedeelte waar ik tegenop zie. Het stukje ‘Hij en ik’. Ik zie op tegen die lange dagen samen, waarop het pijnlijk duidelijk wordt hoeveel er verdwenen is tussen ons. Hoe stil het is, zelfs als we praten. Hoe moeilijk het is om oprecht te zijn, zonder meteen in verwijten te vervallen. We zijn zo goed geworden in praktische dingen en draaien als een geoliede machine, zolang we maar bezig blijven.
Maar ergens onderweg zijn we elkaar kwijtgeraakt. Niet op één moment, dat zou te eenvoudig zijn. Geen grote ruzie, geen overspel, geen explosieve breuk. Nee, het was sluipend. Tussen het opstaan en het naar bed gaan, tussen de flesjes en de zwemles, de ouderavonden en de boodschappen. Alsof we elke dag een klein stukje van elkaar loslieten. Eerst onmerkbaar. Tot het stil werd tussen ons.
Tijdens het jaar valt dat minder op. Dan leven we in een schema. Hij vertrekt vroeg, ik breng de kinderen, ga naar het werk, doe het huishouden, maak afspraken. Onze levens lopen naast elkaar, als twee sporen op een treinbaan die altijd parallel lopen en elkaar zelden raken.
’s Avonds zijn we te moe om echt te praten. We overleggen, we regelen, we managen. We doen het goed. Voor de buitenwereld althans. En misschien zelfs voor onszelf. Tot die vakantie eraan komt.
Want dan valt de structuur weg. Dan is er tijd en ruimte. Dan is er niets om ons achter te verschuilen: geen werk, geen afspraken, geen afleiding – alleen tijd. En in die zee van tijd komt alles uitvergroot naar boven. In die ruimte kunnen we elkaar weer écht zien — of net merken hoe ver we uit elkaar zijn gegroeid. En net daar ben ik bang voor. Hoe zijn we hier beland? Wanneer zijn we elkaar kwijtgeraakt?
Ik ken het patroon al. De eerste dagen zijn vaak nog voorzichtig. We doen alsof. We lachen op commando, nemen foto’s, verdelen de zorg voor de kinderen. Maar na een tijdje komt het toch. Die ongrijpbare spanning. Kleine irritaties die groter worden dan ze zouden moeten zijn. Een snauw bij het ontbijt. Een zucht bij het inladen van de auto. Die kille blik wanneer ik iets zeg dat niet goed valt. En de discussies — altijd over iets kleins, maar met een onderlaag van alles wat nooit gezegd is.
Wat me het meeste pijn doet, is dat ik de 'ons' van in het begin mis. Wanneer zijn we gestopt met echt praten? Wanneer is zijn blik veranderd, zijn stem harder geworden? Of, als ik heel eerlijk ben, wanneer ben ík gestopt met zoeken naar verbinding? Het is zo gemakkelijk om te wijzen, maar ik weet dat ik zelf ook ben gaan verdwijnen.
En toch… blijven we doorgaan. Voor de kinderen. Voor de goede vrede. Voor het beeld van een gezin dat het wel redt.
Soms voelt het alsof ik twee levens leid. De mama die alles draaiende houdt enerzijds, en de vrouw die ’s avonds in stilte huilt als iedereen slaapt anderzijds. Die zich afvraagt of dit het is. Of er nog een weg terug is.
Straks zijn we op een plek met zon, zee en rust. Voor de kinderen zal het heerlijk zijn. Ze zullen lachen, rennen, zand in hun schoenen hebben en ijs op hun kin. En ik zal hun zonnecrème smeren, zandkastelen helpen bouwen en meezingen in de auto. Ik zal daar zijn, altijd dichtbij. Beschermend. Liefdevol. Aanwezig.
Maar ergens, diep vanbinnen, zal ik ook proberen mijn evenwicht te bewaren op dat smalle koord tussen houden van wat er is, en rouwen om wat er niet meer lijkt te zijn. Ik zal mezelf een beetje bijeenrapen, elke dag opnieuw.
Misschien is dat wat ouderschap soms is: jezelf wegcijferen, omdat je weet dat hun geluk groter is dan jouw verdriet. Of misschien, heel misschien, valt er nog iets te redden. Al weet ik niet waar ik moet beginnen.
Nog een paar dagen …