tiener meisje depri

Dagboek van een kinderpsycholoog: De grote machteloosheid na seksueel misbruik

2/01/2025

Een bezoek aan de psycholoog, voor velen blijft het een grote stap. Via de verhalen in het boek ‘Dagboek van een kinderpsycholoog’ neemt Wendy de Pree je op een authentieke en warme manier mee in haar praktijk, waar ze meer dan 25 jaar ervaring heeft als kinderpsycholoog. Zo krijg je als lezer een waardevolle blik op de verborgen worstelingen van cliënten. Je leest hier alvast een stukje uit het boek! 

De grote machteloosheid

'Ik zou ook willen knuffelen met mijn moeder, zoals mijn zusje’, zegt ze. ‘Maar sinds het gebeurd is, doet ze dat niet meer met mij.’ Mijn maag krimpt ineen. Dit meisje zit schijnbaar onbewogen voor mij, maar vertelt zulke heftige dingen. In een poging haar gevoelens te controleren, vermijdt ze het gebeuren bij naam te noemen. Ik zou haar niet helpen door hierin mee te gaan. Integendeel. Door er taal aan te geven, mag het er ook zijn. ‘Sinds het seksueel misbruik is gebeurd, bedoel je?’ Ze knikt en vermijdt oogcontact.

Merel is van haar zesde tot haar veertiende seksueel misbruikt door haar stiefvader. Het is recent allemaal naar boven gekomen nadat ze op school een voorstelling hadden gezien over seksueel misbruik. Ze is toen huilend de zaal uitgelopen en beginnen te hyperventileren, tot de zorgcoördinator haar heeft kunnen kalmeren. Praten kon ze op dat moment niet, maar ze heeft wel dingen op papier gezet: ‘dat er iemand aan haar borsten en daar beneden heeft gezeten’. Onder andere. 

Voor mij als psycholoog gaat het ook niet over wat er precies gebeurd is: er is een duidelijke grens overschreden. Dit grote gevoel van onveiligheid kan leiden tot een scala aan lichamelijke en psychische klachten, zeker gezien de duur van het misbruik, de vertrouwensband met de dader en het geheim waarmee Merel jarenlang heeft geleefd.

De school heeft toen onmiddellijk het Vertrouwenscentrum Kinder- mishandeling ingeschakeld en moeder uitgenodigd. Moeder verbrak onmiddellijk de relatie met de stiefvader, maar gaf ook aan te twijfelen aan het verhaal van haar dochter. Zij is vroeger zelf ook misbruikt door een familielid en vindt het heel moeilijk om met de situatie om te gaan. Merel en moeder hebben veel ruzie, vaak ontspoort het en eindigt het met veel verwijten over en weer. Na de laatste ruzie, waarbij moeder haar dochter verweet door haar schuld geen relatie meer te hebben, is Merel van huis weggelopen. Hierop werd ze opgenomen in het centrum waar ik werk.

Ze zit met zware make-up en een diep decolleté voor me, waardoor ze er ouder uitziet dan ze is. Ze lijkt wel achttien in plaats van zestien. Merel is in haar gebaren en houding heel volwassen en zelfbewust. Ze praat op een afstandelijke manier, zonder emoties, alsof ze het over iemand anders heeft. Tegelijkertijd vertelt ze zulke heftige verhalen vol afwijzing en eenzaamheid.

‘Als dat niet gebeurd was, zou ik hier niet zitten.’ Opnieuw spreekt ze de woorden zelf niet uit, telkens weer houdt ze het bij ‘het’ of ‘dat’. ‘Het is ook de reden waarom het niet goed gaat op school, ik kan me gewoon niet concentreren. Ik ben zo moe, maar toch kan ik niet slapen. Ik vind het heel moeilijk om de controle los te laten. Ik denk er echt de hele tijd aan. Mama heeft klacht ingediend en het proces komt eraan, maar niemand vertelt mij er iets over. Dat geeft me zoveel stress!’

‘Het is ook heel heftig! Zoveel veranderingen en onzekerheden, dat moet heel erg moeilijk zijn voor jou.’ Wanneer ik dat zeg, zie ik voor het eerst iets van emotie op haar gezicht en merk ik dat ze wat rustiger wordt. Het benoemen van emoties en de pijn is zo’n magische manier om iemand erkenning te geven.

‘Ja, ik weet niet hoe ik daarmee moet omgaan. Vaak wordt het me allemaal te veel, waardoor ik dingen zeg die ik niet meen. Of die ik verzin. Ik heb eens verzonnen dat ik kanker had. Toen luisterde plots iedereen naar mij…’ Ik voel haar eenzaamheid en zie haar worsteling om met alle emoties en gedachten om te gaan. Wat een verdriet en angst schuilt er achter deze ongenaakbare houding…

Ik zie Merel wekelijks gedurende twee maanden. Daarna moet ik samen met de rest van het team advies geven over de beslissing of ze al dan niet terug naar huis kan gaan. Maar dat advies is er nog niet. Bij iedere sessie heb ik het gevoel dat ik helemaal opnieuw moet beginnen met haar. Steeds zit ze achter zo’n muur en heb ik een hele sessie nodig om tot bij haar gevoel te komen. Er is te weinig tijd en te veel crisis. Van de sociaal assistent hoor ik dat moeder inderdaad klacht heeft ingediend en dat haar ex, de stiefvader, heeft bekend, maar de ernst van de situatie niet inziet. 

Naarmate het proces dichterbij komt, merk ik dat het steeds slechter gaat met Merel. ‘Ze is hier al een paar keer dronken toegekomen na school’, vertelt de leefgroepbegeleidster me. ‘We hebben haar kamer ook moeten controleren op scherpe voorwerpen.’ Ik schrik, want dat betekent dat er sprake is automutilatie, waarbij ze zichzelf verwondt. ‘Maar dan heeft ze haar armen alsnog opengehaald aan een scherpe punt van de verwarming’, vult de begeleidster aan. 

Tijdens het volgende gesprek neem ik dit op met Merel. Rond haar arm zit een verband. ‘Mama zegt dat ik dat doe om aandacht te vragen. Soms vraag ik me af of ze me wel gelooft. Hij heeft toch bekend!’ Ze zucht. ‘Ik wil me graag weer voelen zoals ik me vroeger voelde, ik wil graag mezelf weer zijn. Ik praatte honderduit. En ik lachte. Maar sindsdien is dat allemaal verdwenen.’

Ze pauzeert even. ‘Ik voel me gewoon zo onbegrepen dat ik weg wil.’ ‘Weg van wat?’ ‘Weg van thuis.’ Oef, ik dacht even dat ze bedoelde ‘weg van deze aarde’, bedenk ik opgelucht. ‘Thuis is het altijd gedoe geweest, vooral met mijn stiefvader. Hij maakte veel ruzie met mama, gooide met potten en pannen, heeft eens een gat in de deur getrapt en dat vond ik heel akelig. Hij heeft mij ook hard vastgepakt, zelfs al riep ik dan dat hij me moest loslaten… Dan beet hij me toe dat ik zijn dochter niet was. Dat was zo pijnlijk, omdat ik van mama niet mag weten wie mijn echte vader is.’

‘Wat weet je daar wel over?’ ‘Ik was een ongelukje en mama stond er op haar twintigste alleen voor met mij, wat heel moeilijk was. Ik wil haar daar ook niet mee lastigvallen… Maar ik vraag me af wie hij is, of ik op hem lijk.’ Ik slaak een innerlijke zucht. Dit is zo veel en zo zwaar. Als therapeut blijf ik heel erg op mijn honger zitten en voel ik me zo machteloos.

Ik zou graag met haar therapeutisch aan de slag gaan, omdat ze zo’n grote nood aan hulp heeft. Dit is echter niet mijn taak. Ik moet puur onderzoeken hoe het met haar gaat, wat haar voorgeschiedenis is, hoe de relatie met moeder is en advies geven naar de toekomst toe. Pas in een volgende setting kan ze dan de nodige trauma- en systeemtherapie krijgen. Erg frustrerend, want dat geeft me het gevoel dat ik nu ter plaatse blijf trappelen. Ik mag en kan ook niet te diep in haar traumaverleden duiken omdat ik hier niet in opgeleid ben (pas jaren later komen er meer behandelmogelijkheden voor trauma en start ik met een opleiding EMDR). 

Wat kan ik nu voor haar betekenen? Ik moet denken aan een jongere waarbij ik hetzelfde machteloze gevoel had en die bij haar vertrek zei: ‘Jij was de eerste die ooit naar mij geluisterd heeft. Dat kan ik nu al voor haar doen: er zijn als betrouwbare volwassene!

‘Mama praat eigenlijk niet meer met mij sinds het gebeurd is’, zegt ze dan. ‘Ze knuffelt me ook niet meer. Het lijkt alsof ze een afkeer van mij heeft en daardoor afstand neemt. Er zijn ook zoveel erge dingen gebeurd… Maar toen ik het tegen mama vertelde, zei ze dat ik ook geen “nee” tegen hem heb gezegd… Ze blijft me ook verwijten dat ik het niet eerder verteld heb, maar ik was zo bang dat ze meniet zou geloven.’

Ze wiebelt hevig met haar been terwijl ze praat. Dat ze niet geloofd wordt, is weer een trauma. Wat ontzettend pijnlijk voor haar is. Ze vertelt over haar schuldgevoel en het feit dat ze vaak liegt, zoals over die kanker. Het is mooi om te zien hoe ze langzaam vertrouwen kan geven en zich open kan stellen.

‘Je hebt jaren moeten liegen over het misbruik en toen je het eindelijk durfde te zeggen, werd je niet geloofd. Misschien kwamen die grote verhalen er in een poging om wel aandacht en zorg te krijgen?’ ‘Misschien wel… Ik voel me gewoon heel erg alleen.’ ‘Er is jou heel veel overkomen, dat is heel zwaar om te dragen. Is jezelf verwonden een manier om met al die grote emoties om te gaan?’ ‘Die pijn geeft me gewoon een goed gevoel en zorgt ervoor dat ik die andere pijn niet moet voelen. Die emotionele pijn…. Mensen denken dan dat ik niet meer wil leven, maar dat is niet zo. Ik weet gewoon niet wat ik moet doen met al die pijn, die is zo groot. Ik probeer dat niet te doen, maar ik word er soms helemaal gek van…’

Onderzoek toont inderdaad aan dat het lichaam bij zelfbeschadiging gelukshormonen aanmaakt om de fysieke pijn aan te kunnen, waardoor je je even wat beter voelt. Dat werkt verslavend en maakt het erg moeilijk om er in je eentje mee te stoppen. Automutilatie is een overlevingsstrategie waarbij je grote spanningen en emoties op je eigen lichaam afreageert. De aanleiding of het onderliggende probleem wordt hiermee echter niet aangepakt. Hierdoor ontstaat er snel een vicieuze cirkel van negatieve gedachten en gevoelens, automutilatie om hiermee om te gaan, schuld -en schaamtegevoelens hierover, en vervolgens weer de drang om zichzelf te beschadigen om dit niet meer te voelen. Daarom is het eens zo belangrijk dat Merel in de toekomst traumabehandeling krijgt en alternatieve manieren aanleert om met haar emoties om te gaan. Het vergroten van de steun van moeder via gezinstherapie zal hierbij ook een belangrijke stap zijn.

‘Eigenlijk ben ik geen moeilijke’, besluit ze zelf. ‘Ik vind het zelf ook heel lastig dat ik zo doe.’ ‘Je weet dat wij samen maar zes gesprekken hebben’, leg ik uit. ‘Dat is veel te weinig om aandacht en zorg te geven aan alles wat jij hebt meegemaakt. Sta je ervoor open om na je verblijf hier verder voor in therapie te gaan?’ ‘Niet echt. Jou vertrouw ik wel, maar aan mijn vorige psychologen heb ik niet veel gehad. Mama kan dat allemaal ook niet betalen. En er zijn toch overal wachtlijsten.’ Ze haalt haar schouders veelzeggend op en ik voel en deel haar onmacht. Die wachtlijsten zijn helaas de realiteit.

Voor de volgende sessie krijg ik van de sociaal assistent een update dat het weekend bij moeder heel slecht is geweest voor Merel. Moeder is dronken geweest, er is een discussie ontstaan en toen Merel moeder probeerde te omhelzen omdat ze huilde, heeft moeder haar in het gezicht geslagen. Ik check mijn agenda en zie dat ik straks sowieso een sessie met Merel gepland heb. Maar nog voor die sessie start, staat een leefgroepbegeleider in mijn bureau. ‘Je moet echt komen!’ zegt hij, helemaal overstuur. ‘Merel zit op haar kamer en ze heeft zichzelf gesneden. Er is overal bloed! We willen haar verzorgen, maar ze is niet voor rede vatbaar. Ze blijft maar krijsen dat we weg moeten gaan. Wil jij haar proberen te kalmeren? Wij kunnen echt niet tot haar doordringen.’

Ik twijfel, omdat ik niet zo goed weet wat ik kan betekenen in deze situatie. Als kinderpsycholoog zie ik Merel enkel tijdens de sessies in de beslotenheid van mijn veilige therapieruimte. Het voelt anders om in haar eigen kamer te komen en haar te moeten begrenzen. ‘Wendy?’ dringt de begeleider aan. De situatie is duidelijk acuut, dus ik volg de begeleider naar boven.

Onderweg is te horen hoe Merel stampt tegen de deur en gooit met dingen. Het lawaai wordt luider naarmate we haar kamer naderen en wanneer ik de kamer wil binnengaan, schrik ik. Merel loopt hysterisch rond, ze heeft in haar armen en benen gesneden en met het bloed de muren van haar kamer besmeurd. Grote, dikke, rode strepen springen van de witte muren af. Ik word onpasselijk en bang, van de heftigheid van de situatie, van zoveel onmacht en agressie. Kan ik dit wel, wat moet ik doen? Ik probeer mijn eigen emoties te reguleren. Ik adem diep in en benoem wat ik voel en denk: ‘Oh Merel, lieve meid, wat schrik ik hiervan! Wat een pijn moet jij voelen om jezelf zo te beschadigen. De muren stralen zoveel pijn en onmacht uit…’

‘Ga weg! Ik wil niet praten!’ zegt Merel fel. ‘We gaan ook niet praten. Ik wil dat je veilig bent en dat je je wonden kunt laten verzorgen’. ‘Nee! Ik wil met rust gelaten worden!’ ‘Ik blijf hier bij jou omdat ik niet wil dat je je alleen voelt in al deze pijn. Ik ga hier rustig zitten en wacht tot jij er klaar voor bent om je te laten verzorgen.’

Nu merk ik het voordeel van mijn rol als psycholoog. Doordat ik dezelfde taal gebruik als in onze gezamenlijke gesprekken, lijkt ze deze veiligheid opnieuw te ervaren en voel ik de spanning in de kamer afnemen. Het lukt uiteindelijk om haar te kalmeren en Merel stemt toe om haar wonden te laten verzorgen door een begeleider. Ik spreek af haar daarna te zien in onze al geplande sessie. 

Wanneer ik weer in mijn eigen veilige bureau ben, komen alle emoties boven. Spontaan begin ik te huilen van alle heftige indrukken. Net dan hoor ik iemand de deur openen. Ik kijk met betraande ogen op: het is de leefgroepbegeleider. Verbaasd kijkt hij me aan. ‘Oh’, roept hij uit. ‘Dan ben jij toch menselijk!’ Ik geloof niet wat ik hoor, zijn opmerking choqueert me enorm. Alsof ik elke dag een met bloed besmeurde kamer binnenga? Alsof ik zoiets gewoon zou zijn of worden? Ik begrijp niet hoe iemand kan denken dat dit voorval geen indruk op mij zou maken, hoe iemand mij als zo hard en gevoelloos kan inschatten. Als psycholoog is het mijn taak om rust en vertrouwen uit te stralen, maar dat betekent niet dat ik gevoelloos ben. 

Ik besef nu eens te meer dat ik hier niet op mijn plek zit. Ik ben zo dynamisch en optimistisch. Ik wil dingen veranderen. Dat past simpelweg niet binnen deze setting. Zo moet ik ook Merel na die zes sessies laten gaan. Ze wordt verder opgenomen in de kinderpsychiatrie, omdat ze daar beter kunnen afstemmen op haar behoefte aan veiligheid en het draaglijk maken van haar overweldigende gevoelens. Hoe het haar daar vergaat, weet ik niet.

Meer lezen: Dagboek van een kinderpsycholoog 

Dagboek van een kinderpsycholoog

Een bezoek aan de psycholoog, voor velen blijft het een grote stap. Via de verhalen in dit boek krijg je als lezer een waardevolle blik op de verborgen worstelingen van cliënten, terwijl Wendy de Pree je met meer dan 25 jaar ervaring als kinderpsycholoog op een authentieke en warme manier meeneemt in haar praktijk. Of het nu het gevolg is van een aangeboren kwetsbaarheid, een heftig temperament of een onderliggend trauma: haar aangrijpende casussen en leerrijke inzichten onthullen hoe er kortsluiting kan ontstaan in het brein in ontwikkeling en zijn omgeving.

Een jongen met donkere gedachten, een meisje met drang naar perfectie, een volledig uitgeputte moeder... Met haar heldere observaties gunt Wendy je een unieke inkijk in de meest diepmenselijke emoties en gedragingen. En misschien nog belangrijker: een boeiende les in hoe je verbinding kunt blijven maken, wat er ook gebeurt.

Naast haar missie om kinderen en hun ouders en jongvolwassenen veerkrachtiger te maken, en de drempel naar hulpverlening te verlagen, deelt Wendy ook haar persoonlijke reis als psycholoog. Daarmee biedt dit boek een herkenbare en bij momenten hartverwarmende houvast.

'Wendy brengt wat complex is terug op mensenmaat. Knap werk.'
- Peter Adriaenssens, Kinder- en jeugdpsychiater