Tienermeisje vertrekt thuis en zwaait

Je tiener loslaten: 5 tips om het makkelijker te maken

12/06/2024
Mamabaas
Door Mamabaas

Kinderen moeten uitvliegen. Op een bepaald moment moet je ze (wat) loslaten. Dat is gezond, maar het is natuurlijk een heel spannend proces. Hoe geef je je tiener voldoende ruimte en vrijheid om groot en zelfstandig te worden? En zorg je tegelijkertijd dat er zo min mogelijk risico’s en gevaren zijn? Tips om je tiener of minipuber los te laten.

Langzaam loslaten

De juiste balans in vinden, lijkt soms een onmogelijke taak. Sommige grenzen zijn heel duidelijk. Kinderen van 6 jaar kunnen nog niet een hele avond alleen thuisblijven, zonder oppas of een grote broer of zus. Een minipuber van 9 jaar, kan nog niet helemaal alleen z’n eigen avondeten koken. En als je 11 jaar bent, ga je nog niet een avondje op café.

Maar dan zijn er … de twijfelgevallen. Is het verantwoord om mijn kind van zes alleen op het pleintje in de buurt te laten spelen? Kan mijn kind van zeven al alleen naar school fietsen? Is het oké om een kind van negen al een eigen telefoon te geven? Soms weet je als ouder niet of je kind er al aan toe is en spelen ook je eigen ouderlijke angsten mee.

Waarvoor zijn ouders bang? Vooral dat hun kind wordt meegenomen door een vreemde of een ongeluk krijgt. Daardoor zijn heel wat ouders onder ons vandaag voorzichtiger zijn dan vroeger. Bijvoorbeeld als het om buiten spelen gaat.

Maar dat is natuurlijk niet echt de oplossing. Je kan je kinderen niet de hele dag binnenhouden of als ouder overal bijblijven. De wereld van je minipuber groeit nu eenmaal en (langzaam) loslaten is nodig.

5 loslaat-tips

1. Gesprekjes

Om een beeld te krijgen van waar je kind wel en niet aan toe is, kan je er even over praten. Stel vragen als ‘Wat doe je als een meneer of mevrouw vraagt of je meegaat? Wat doe je als die meneer of mevrouw zegt dat ze thuis het allernieuwste game hebben? Of zeggen dat mama daar ook is?’

Maak dit soort gesprekjes wel niet te zwaar. Uiteindelijk gaat het er ook om dat je graag wilt weten waar je kind is en met wie. Al is het maar zodat je je kind kan vinden als het tijd is voor de training, om boodschappen te doen of te komen eten.

Je kan met je kind afspreken dat hij dat altijd even aan je laat weten. Bij jongere kinderen door het vooraf te vragen en af te spreken, oudere kinderen met een eigen gsm kunnen je een berichtje sturen.

2. Een stapje naar voren (en een stapje terug)

Soms is de beste manier om te weten of je kind ergens aan toe is, het eens uit te proberen. Het stap voor stap op te bouwen. Als het gaat om zelf naar school fietsen, kan je tijdens het samen fietsen de regels nog eens goed doornemen. Er daarna eerst een stukje achter je kind aan fietsen, en weer daarna eens kijken hoe het gaat als er bijvoorbeeld een oudere broer, zus, buurjongen of vriendje meerijdt.

Tot het moment waarop het echt helemaal zelf gaat. Lukt een stap niet? Dan doe je gewoon weer even een stapje terug en probeer je het over een tijdje nog een keer.

“Iets kunnen geeft kinderen een geweldige boost”

– Rita Kohnstamm

“Ouders zijn een stuk voorzichtiger dan twee generaties terug. Je kan natuurlijk zeggen dat de wereld ook wat onveiliger is geworden. Het verkeer is daarbij een grote boosdoener. Maar al die ouders die hun kinderen naar school brengen ... Dat is helemaal niet nodig. Kinderen kunnen best leren om alleen naar school te lopen of fietsen. Wat er gebeurt is heel tegenstrijdig: enerzijds maken kinderen nu deel uit van de volwassen wereld, anderzijds houden we ze soms onnodig klein. Er wordt kinderen te veel uit handen genomen. Dat komt volgens mij omdat het nu eenmaal tijd en aandacht kost om je kinderen nieuwe vaardigheden te leren. Dat zelf naar school gaan bijvoorbeeld, gaat in kleine stapjes. Eerst helemaal brengen, dan nog maar een eindje meelopen, alleen de eerste 100 meter, er nog een paar keer op een afstandje achteraan lopen om te zien of het allemaal goed gaat enzovoort. Maar het is wel een gemiste kans als je het niet doet, want het leren van vaardigheden legt een enorme basis voor het zelfvertrouwen van kinderen. Dat noem je master-oriented opvoeden en gaat om veel meer dan de vaardigheid zelf. Iets kunnen geeft kinderen een geweldige boost.”

3. Fouten maken mag

Als er niet al te grote risico’s zijn, is het soms ook goed om kinderen een paar keer de mist in te laten gaan. Sommige fouten moeten kinderennu eenmaal maken. Dat het niet handig is je allermooiste sneakers aan te doen tijdens de sportdag, ook al zie je er dan nog zo leuk uit. Dat je voorlopig niets meer kunt kopen als je in één keer al je zakgeld uitgeeft. Of misselijk wordt van te veel snoepen op een verjaardagsfeestje.

Ook als je van tevoren als ouder al ziet dat het helemaal mis dreigt te gaan, is het soms beter om het je kind zelf te laten ervaren. Dat werkt in bepaalde situaties nu eenmaal beter dan alle waarschuwingen van jouw kant.

“Geef je kind begeleide vrijheid”

– Rita Kohnstamm

“Het is mooi je kinderen begeleide vrijheid te geven. Dat houdt in dat je op de achtergrond beschikbaar bent en kijkt welke vrijheid je kinderen aankunnen.”

4. Andere ouders

Vraag ook eens aan andere ouders hoe zij het aanpakken. Op welke leeftijd hebben zij hun kind een eigen telefoon gegeven? Hoe ging dat? Welke tips hebben zij om ervoor te zorgen dat je kind een eigen telefoon verstandig gebruikt? Tot hoe laat mag hun kind op een feestje blijven? En gaat hun kind na afloop alleen naar huis, met vrienden en vriendinnetjes of halen zij hun kind zelf op?

Iedereen pakt de dingen weer anders aan, en soms zijn andere ouders naar jouw idee te streng of juist te makkelijk. Maar als je ergens over twijfelt, kan erover praten met een aantal ouders je wel een idee geven van wat gangbaar is.

5. Ieder kind is (weer) anders

Bij het loslaten is het ook goed om rekening te houden met het feit dat ieder kind weer anders is. Het ene kind is bijvoorbeeld veel roekelozer dan het andere. De aanpak en het tempo waarin tieners iets kunnen/mogen/willen verschillen vaak van kind tot kind.

Extra tip: een goed gesprek met jezelf

Praat eens met jezelf. Wat maakt dat je het zo lastig vindt om ergens ‘ja’ op te zeggen? Waar ben je bang voor? Waar zie je tegenop? Hoe reëel is het? En waar komen die gedachten vandaan? Lees erover op het internet en in boeken, zodat je ook goede informatie hebt bij het opvoeden.

Bij minipubers kan je deze informatie ook meegeven in je argumentatie. Dat maakt het accepteren soms makkelijker. Voer je bijvoorbeeld de regel ‘niet meer gamen na het eten’ in, dan kan je erbij vertellen dat onderzoek laat zien dat je anders niet goed kan slapen.

 

Uit het boek ‘Minipubers. Survivalgids voor ouders van kinderen tussen 6 en 12’ van Krista Okma.