Het heeft tijd gekost om voor mezelf toe te geven dat mijn dochtertje een huilbaby was
Ik kan misschien nu al beginnen met die woorden van ‘een jaar geleden’.
Een jaar geleden was ik mijn dikke buik stilaan beu aan het worden. Een jaar geleden was mijn zoontje nog enig kind. Een jaar geleden was ik volop aan het aftellen om eindelijk onze dochter in dat mooie familiewiegje te kunnen leggen. Een jaar geleden zat ik me voor te stellen hoe ik fier aan het wandelen zou zijn met de nieuwe baby en met m’n zoontje op z’n loopfietsje naast mij (ah ja, zwanger zijn is kei cliché dagdromen ;-) )
Inderdaad; een jaar geleden was ik vooral heel cliché aan het dagdromen over hoe het zou zijn met twee kids in huis.
Maar ook…
Een jaar geleden wist ik niet dat baby’s echt kunnen blijven wenen (of laten we krijsen, brullen, schreeuwen ... zeggen). Een jaar geleden wist ik niet dat ik in de auto rondjes zou rijden (en dan nog het liefst met een hobbelig parcours) om m’n baby stil te krijgen. Een jaar geleden zou ik nooit geloofd hebben dat ik 100.000 toertjes rond onze keukentafel zou lopen met een baby in de draagzak.
Een jaar geleden zou ik nooit geloofd hebben dat ik op dezelfde manier als Monica uit Friends een hysterische baby zou troosten (Whoo, baby baby baby! Whoo baby baby baby!....’). Een jaar geleden zou ik nooit geloofd hebben dat ik op alle auto’s zou roepen in de file (oh wee wie me durfde voorbij steken of me niet doorliet).
Een jaar geleden zou ik nooit geloofd hebben dat ik me veel liever zou opsluiten, dan buiten te komen met mijn baby (omwille van stress voor de vreselijke huilbuien in het openbaar). Een jaar geleden wist ik niets van huilbaby’s (en misschien maar goed ook).
Nu dat die moeilijke start achter ons ligt en we die stilaan verteerd hebben, wil ik er toch nog een klein stukje over schrijven. Misschien heb ik dit even nodig om het jaar (en dit hoofdstukje) af te sluiten. OK, hier gaan we dan.
Onze dochter was van bij het begin al een luide baby. Als ze moest huilen, dan was het toch luider dan ‘schattig-kleine-baby-geween’. Maar die eerste dagen en weken was ik zo gelukkig dat onze dochter er was, dat het me eigenlijk niet zoveel uitmaakte. Liefde maakt blind, of in mijn geval doof, zeker:).
Maar ze begon steeds meer te wenen. Na een tijdje waren onze dagen gevuld met het troosten en sussen van onze wenende dochter. Mijn baby niet kunnen troosten gaf een flinke deuk in m’n zelfvertrouwen als mama.
Het heeft ook tijd gekost om het voor mezelf toe te geven dat m’n dochter een weenbaby’tje was. Want toegeven dat ze een wenertje is, gaf ook het gevoel van toegeven dat ik het niet helemaal aan kon …
Ik begon me op te jagen in alles. Ik ben altijd heel geduldig geweest, maar mijn dochter kon me veranderen in een opgejaagde, nerveuze moeder. Als ze dan toch eens even sliep overdag, dan veranderde ze in een tikkende tijdbom. Ze was stil ... maar elk moment kon de huilbom ontploffen. Dus elk moment moest ik zien dat ik klaar stond.
In het openbaar verschijnen vond ik vreselijk. Mensen kijken (en vaak met een schuin hoofd vol medeleven; ‘oooh, ze heeft precies honger!’, ‘ze is precies niet content’, …). Op zulke momenten wil je niets liever dan gewoon te kunnen verdwijnen en in alle rust uitzoeken hoe je deze keer de boel terug onder controle krijgt.
Stilaan veranderde onze huilende dochter echter in een content kind. De eerste dagen en weken durfden we dit nog niet echt geloven. We hielden ons nog steeds klaar om het babygebrul op te kunnen vangen.
Maar stilaan konden we steeds meer genieten van onze baby en ons gezinnetje van vier. We konden eindelijk terug op een rustige manier buiten komen. We konden eindelijk op een gewone manier heel normale dingen doen. We genieten nu eens zo hard van ons gezinnetje.
Een jaar geleden zou ik nooit geloofd hebben dat een tweede kind zo je wereld op z’n kop zou zetten.
Aan alle mama’s, papa’s, gezinnetjes die er nog middenin zitten, jullie zijn kei goed bezig. Het komt goed. Echt waar!
PS: Een jaar geleden zou ik ook nooit gedacht hebben dat ik een ‘mama-stukje’ zou schrijven (want ik kan dat eigenlijk helemaal niet goed).