Post Partum Perikelen: Mijn behandeling bij de Moeder-Baby Eenheid in Zoersel
Het gaat al veel beter, hoor
De ontvangst verliep een beetje met vertraging door een dubbele boeking. Dus werden we ontvangen door het hoofd van de afdeling. Het werd een aangenaam gesprek, waarin T. en ik ons hart konden luchten terwijl L. geïnteresseerd in de bak met volledig nieuw speelgoed rommelde. Ze wilde weten wat ons hier bracht, wat we vrij sereen konden vertellen.
Tussen het telefoontje om de afspraak te maken en het eigenlijke gesprek leken T. en ik ons even wat beter te voelen. Ik weet eigenlijk niet zo goed waarom. Er waren inderdaad wel periodes dat we onszelf wat konden oppeppen dat het ging beteren, maar die duurden nooit lang en eindigden meestal weer in een dramatische ‘ik zie dit niet meer zitten’.
Hoe dan ook, hulp leek ons op dat ogenblik even niet nodig toen het ons aangeboden werd. Waarschijnlijk was het een verdedigingsmechanisme, want ik had het wel een beetje moeilijk met het feit dat ik op een psychiatrische afdeling zat. Ontkennen dat er een probleem is, is altijd makkelijker natuurlijk. Gelukkig weten ze daar op die eenheid wat ze doen, en besloot het hoofd me toch op de wachtlijst te zetten. Verstandige dame.
En uiteraard, we waren het gebouw nog niet uit, of meneertje begon alweer boos te huilen. Het was ook bijna zijn etensuur, dus we moesten ons naar huis haasten. Paniekerig propten we hem in zijn autostoel, maar eenmaal op de baan bleef hij huilen, waar T. dan natuurlijk ontzettend zenuwachtig van werd. Uiteindelijk heeft hij de auto aan de kant gezet, ben ik naast L. gaan zitten en heb ik hem de hele rit proberen af te leiden met filmpjes op mijn telefoon waarbij ik de kramp in mijn arm heb zitten verbijten.
Help de andere mama’s maar
Na een poos radiostilte werd ik begin juni op mijn werk gebeld. Er was plek voor me en het team kon over enkele dagen al langskomen. Ik was verrast, had het telefoontje eigenlijk niet meer verwacht. Een beetje benauwd omdat ik niet wilde dat iemand op het werk hoorde wie ik aan de andere kant van de lijn had, probeerde ik de beller te overtuigen dat het al véél beter met me ging, en dat het zonde van hun tijd zou zijn om mij te helpen.
‘Er zijn vast mama’s die jullie waardevolle hulp beter kunnen gebruiken,’ heb ik nog aangehaald. Ik was er oprecht als de dood voor dat ik een andere mama haar plaats zou inpikken voor mijn problemen die in mijn ogen niet serieus genoeg leken.
Nogmaals. Het hoofd van die eenheid weet wat ze doet. ‘We komen gewoon eens kijken,’ vertelde ze. ‘Het is enkel een gesprek en dan kunnen jullie onderling nog beslissen hoe het traject verder gaat.’
Ze overtuigde me. Al hadden bepaalde woorden van haar me bang gemaakt. Ze bedoelde het niet op die manier, maar het team dat langs kwam, ging ook kijken hoe ik met mijn kind omging. Shit, als ze dat zien, gaan ze mijn kind afpakken, dacht ik. En nee, het is niet om te lachen. Ik heb wel even écht schrik gehad dat dit mogelijks kon gebeuren.
Ontmoeting met de psychiatrisch verpleegkundige
De dag van het bezoek waren ze met twee: een psychologe en een psychiatrisch verpleegkundige. Zenuwachtig liet ik ze binnen, troonde ik ze mee naar de woonkamer. Lieve kleine L., zichzelf opgetrokken aan de rand van het park, keek nieuwsgierig naar de twee volledig nieuwe mensen in huis. Ze stonden hem aan, want hij lachte meteen lief naar hen.
Het tweetal stelde zich hartelijk voor en daarna was het mijn beurt. Een beetje ongemakkelijk vertelde ik waarom zij hier vandaag bij mij beland waren, deed ik samengevat een relaas van de afgelopen (voor mij helse) maanden. Aandachtig luisterden ze naar me. Zonder te oordelen. Vertelden ze me hoe ze me mogelijks konden helpen, maar alleen als ik dat zelf ook wilde. Hoe het praktisch en financieel verliep. Want ja, het prijskaartje schrikte me ook wel af. Tot ze me vertelden dat de mutualiteit hierbij tussenkomt. Waanzinnig gewoon hoe betaalbaar het verhaal ineens werd. Met de gedachte ‘baat het niet, schaadt het niet’, tekende ik in, en werd ik officieel patiënte bij de eenheid.
Het was ook mijn eerste kennismaking met R., de psychiatrisch verpleegkundige. Een schat van een vrouw die me het hele traject met haar warmte heeft bijgestaan in het genezingsproces, en die ik tot op de dag van vandaag af en toe nog mis. Ook L. had er een goede klik mee. Tijdens het kennismakingsgesprek al trok hij haar aandacht, die hij erna zéér gretig in ontvangst nam. En tijdens de vele bezoeken van haar die na de eerste ontmoeting zouden volgen, glunderde hij steevast als ze binnenkwam en stak hij geregeld zijn armpjes uit zodat ze hem kon oppakken.
De labiele van de familie
Tussen het tekenen en de eerste visite, moest ik eerst een online vragenlijst invullen over mijn mentale gesteldheid, waarna een gesprek met de psychiater volgde. Dit gebeurde via Zoom. Het was altijd een eindje rijden anders, en met L. vond ik het gemakkelijker om thuis te blijven.
Het zorgde met momenten wel voor wat gekke situaties. Terwijl ik huilend mijn donkere gedachten deelde met haar (geen remmingen hier), werd de ernst van de situatie tenietgedaan door een bal die op het toetsenbord stuiterde, gevolgd door ander speelgoed dat door meneertje in het rond werd gegooid. Tijdens die online gesprekken stond het park naast me, en L. stond dan telkens recht, zijn handjes aan de parkrand geklemd totdat hij ging gooien met alle wat hij in zijn park vond, omdat hij na een poosje vond dat hij nu weer recht op mijn onverdeelde aandacht had. Vaak het moment om hem op de schoot te nemen, waarna hij verbaasd naar het onbekende gezicht op het scherm keek en niet goed snapte dat het terugpraatte.
Tijdens die eerste sessie werd het resultaat van de vragenlijst besproken, waaruit bleek dat ik dus wel met een vrij stevige postnatale depressie te kampen had. Ze vroeg ook of er nog familieleden met mentale problemen in de familie waren (omdat ik ook al een burn-out had gehad), waarop ik moest toegeven dat dat niet het geval was.
‘Ik ben de labiele van de familie,’ grapte ik. Ze waardeerde het niet echt. Vond het erg dat ik zo over mezelf praatte. Vond me streng en hard voor mezelf. En daarbij heeft de eenheid (en mijn psychologe ook nog steeds) me ontzettend geholpen: milder zijn voor jezelf.
Ik ga eerlijk zijn. Ik heb de psychiater wel wat overdonderd met dingen die ik vertelde. Hoe ik ervan overtuigd was dat ik compleet misbaar was. Dat ik ontzettend graag dood wilde, maar dat ik geen zelfmoord kon plegen omdat ik mijn familie geen pijn wilde doen omdat ze Robin al kwijt waren (en daarom stiekem hoopte dat ik het van uitputting wel zou begeven). Dat dit mijn straf was omdat ik na de dood van Robin zo snel was verder gegaan met mijn leven. Dat ik gedacht had dat L. doodongelukkig was en enorm afzag, en dat hij daarom misschien beter af was als hij dood was. En dat ik dan ook ineens mijn reden had om te gaan. ‘Dat is wel heel erg duister,’ gaf ze toe.
Logischerwijs werd de optie van medicatie aangehaald. Nu wil het toeval dat ik op het werk net iemand had leren kennen die heel openlijk over haar medicatiegebruik praatte, en hoe het haar hielp. Terwijl ik vroeger altijd direct reageerde dat medicatie voor mij géén optie was, gaf ik nu snel toe dat ik het wel een kans wilde geven. Ik besefte goed genoeg dat ik heel diep zat, en dat ik best wel wat hulp kon gebruiken. De psychiater trok me volledig over de streep door het mechanisme wetenschappelijk uit te leggen en me gerust te stellen dat het zeker niet verslavend was, en toen was het zover. Ik had een voorschrift en stond aan de start van de drie jaar waarin antidepressiva mijn dikke vriend en grote hulp zou worden.
Het traject van de geruststelling
Naast de medicatie (die ik traag heb moeten opbouwen wegens de nevenwerkingen zoals misselijkheid), werd ik heel intensief bijgestaan door R. In het begin kwam ze wekelijks langs (later kwam daar meer tijd tussen). Ondanks de corona, was er dan toch iemand die op regelmatige basis bij ons binnen kon (vanwege de medische redenen kon ik dat beter plaatsen). Ook maakten we samen wandelingen, terwijl kleine L. dan lekker in de buggy lag. Zo zijn we zelfs samen het graf van mijn broer Robin gaan bezoeken, zodat ‘de broer die zo ontzettend gemist wordt’ voor haar een gezicht kreeg. Ze deed me minder alleen voelen, en… ze gaf me zelfvertrouwen als mama.
Wanneer ik postnatale depressie googelde, werd té vaak een beangstigend nevenverschijnsel vermeld: een verstoorde band tussen moeder en kind, waardoor de baby zich niet veilig kan hechten. Lap, heb ik mijn kind nu al onherstelbaar beschadigd? De eerste 1.000 dagen zijn nog volop bezig, en ik heb het al verknoeid? Het was dus werkelijk mét reden dat ik ergens bang was dat mijn kind afgepakt ging worden. Ze gingen kijken hoe ik het met L. deed, en dan zou ik grandioos door de mand vallen.
Hoe blij was ik als R. me vertelde hoe hard ik mijn best deed, dat ik het goed deed als mama. Dat ik ondanks alle moeilijkheden (de reflux, het voortdurende huilen, de rouwverwerking van Robin) mijn kind toch de liefde gaf die hij nodig had. Tijdens onze diepgaande gesprekken herhaalde ze dat geregeld. Ze zag hoe ik met meneertje omging, hoe hij op mij reageerde, en bevestigde dat de band tussen ons goed zat. En dat had ik die periode Zo. Enorm. Hard. Nodig.
Dus als ik die periode bij Moeder-Baby in één woord moet omschrijven, is het ‘geruststelling’. R. legde die dwangmatige gedachten geregeld het zwijgen op. Vertelde me om me niet aan anderen te spiegelen. Erkende het dat het soms gewoon zwaar is als mama. Dat het volkomen normaal was dat ik nu een beetje hulp nodig had, met wat er de afgelopen jaren gebeurd was. Dat ik niet te hard aan mezelf moest twijfelen, want dat ik als mama wel perfect weet wat mijn kind nodig heeft.
Lieve R. Zo ontzettend bedankt voor alles.
De mensen van het zottenhuis
Het traject heeft drie maanden geduurd. Na die drie maanden werd een herevaluatie gedaan (de vragenlijst opnieuw invullen, een gesprek met R. én de psychiater) en werd er bekeken hoe het verder moest (ik werd doorverwezen naar de huisarts en moest verder op gesprek bij een psycholoog, aangezien ik nog niet sterk genoeg was om het zonder hulp verder te redden). Ik geef toe dat ik het jammer vond dat er een einde aan kwam.
Bijna één jaar na haar eerste bezoek, is R. nog eens langsgekomen voor een afscheidsgesprek. Het was hartelijk, gezellig en fijn. Het ging stapje voor stapje beter. De gesprekken bij de psychologe waren een mooi vervolg op wat R. en ik samen al hadden opgebouwd. Ze liet me toen ook het finale verslag van de opname bij hen lezen. Ik mocht het goedkeuren alvorens het naar mijn huisarts gestuurd werd. Eerlijk? Wat een heftige shit stond daar in ;-) Toen al leek het over iemand anders te gaan. Maar ik ging akkoord met elk woord.
Hoewel elk bezoek confronterend was voor mezelf, had ik die bezoekjes van R. toen ontzettend nodig. Ik zat ook gewoon heel erg diep. Zo had R. me aangegeven dat ik te lang verstopt had gezeten, en dat, als L. jonger was geweest (opnames gebeuren tot de baby één jaar oud is), ze ons samen hadden opgenomen. Auwch. Ik argumenteerde meteen dat ik dat niet kon doen. Ik ging net starten bij de studiedienst van de Oncologie, en wat zouden de nieuwe collega’s dan wel niet denken?
Ook besef ik dat het veel pijn heeft gedaan bij mijn ouders. Zo kwamen ze eens aanbellen, net op het moment dat R. wilde vertrekken naar de volgende patiënte. Achteraf vertelde ze me dat ze geraakt was door mijn mama’s woorden: 'Dankjewel dat jij onze dochter zo goed helpt’. Ze is zelf mama, en ze had de pijn bij mijn mama gevoeld.
Het was dus best heftig, achteraf gezien. Daarom dat T. en ik er soms bewust wat onnozel over deden. Zo vroeg T. nonchalant bij het thuiskomen of ‘de mensen van het zottenhuis’ weer gepasseerd waren, en of ik weer goed had kunnen ventileren. En ja, ik noemde het zelf ook zo. We trokken het wat in het belachelijke, maar zo nam het de ernst en de zwaarte weg van de situatie waarin we ons bevonden.
Hopelijk heb jij het als mama nooit nodig, maar anders kan ik je hen zeer warm aanbevelen.
Meer info over de Moeder-Baby Eenheid vind je hier: Moeder & Baby.