Er was eens ... real life
Zij
Ze werd groter, en haar zelfzekerheid kleiner. In die boze, grote wereld was het soms koud. Er was jaloezie, ongeloof in mooie dingen. De wereld kon hard zijn, zeker voor dromers.
Maar ze paste zich aan. Tussen het dromen door leerde ze denken. Keek ze in de spiegel en zag ze zichzelf. Een verlegen meisje met grote nieuwsgierige ogen. Ze leerde er boeken mee lezen, maar ook mensen. Gedachten filteren. De goede van de slechte onderscheiden. Op sommige dagen lukte haar dat totaal niet. Het kostte haar soms bloed, zweet en tranen. Maar ze begreep wel dat het de enige manier van overleven was, in deze jungle.
En door haar ogen te openen zag ze dat ze niet alleen was. Ze kreeg maatjes. Dromers-denkers. Grapjassen die durfden te huilen bij tijd en stond.
Zij + hij
En toen leerde ze hem kennen. Hij veranderde alles. Of toch veel. Bouwde een fundament onder haar voeten. Ze vond het maar niets, in het begin, want hij leefde zo anders, kwam uit een andere wereld. Maar haar hart vertelde haar dat het goed was. Dat hij het maatje der maten was. Niet zoals in de films, maar zoals in het echte leven. Het maatje dat je verzorgt als je ziek bent, het maatje dat je helpt te denken als je te veel droomt. Of omgekeerd, dat in je gelooft als jij al je dromen bent kwijtgeraakt.
En het werd beter. Maar het kwam nog altijd niet vanzelf. Niets komt vanzelf. Dat leerde ze inzien. Op het werk niet, in het leven niet. In de liefde niet. Wou ze iets veranderen, dan moest ze beginnen bij zichzelf. Kak, want vermoeiend. Maar c’est la vie. Verhalen schrijven zichzelf niet, en zeker niet die in het echte leven.
En dus besloot ze groot te worden, op haar manier. Ze sloeg een pagina om.
De grootste stap: mama worden
Dat was de grootste stap. De stap waarbij ze mama werd.
Eerst was er één - de grond onder haar voeten daverde - en toen kwam er nog eentje.
Haar leven zou nooit meer hetzelfde zijn. Ze kreeg twee vriendjes van vlees en bloed.
Ineens was ze nooit meer alleen. Soms miste ze de rust. De tijd om in stilte verhalen te verzinnen.
Maar op het einde van de soms lange dagen besefte ze dat zij haar verhaal werden.
Was het leven een droom? Niet echt. Ging het vanzelf? Nee, nog altijd niet.
Maar tussen de grijze wolken leerde ze de flarden roze, paarse, gele en oranje tinten te grijpen met haar blote handen.
Greep ze hun kleine handjes in de hare. Zoog ze hun stemmetjes op die het huis vulden.
Gaf ze liefde. Nam ze liefde. Vaak gaf ze er meer, maar doorheen de jaren zag ze in dat kinderen er niet waren om liefde op bestelling te geven. Het was aan haar en hem om een warm nest te bouwen, zodat zij op hun beurt liefde leerden geven aan andere mensen. En dat lukte, meestal toch. Maar dat was oké. Het hoefde niet meer te zijn. Zolang het maar echt was. En ze maar gezond waren.
Ze speelde niet meer alleen. Dat zou ze hopelijk nooit meer moeten doen.