3787fi.jpg

Hoe ik elke dag probeer om mijn kind niet zo op te jagen

14/09/2020

Ik heb altijd gedacht dat het woord ‘nee’ het meest gebruikte woord zou zijn als er een kind kwam. Zoals zoveel dingen die je denkt voor je werkelijk kinderen hebt, was ik behoorlijk mis. Het woord dat ik het meest gebruik is: ‘kom’. In alle intonaties: van een rustig ‘Kom, we gaan’ naar het ongeduldige ‘Koooohooom’, dan nog proberen met proberen met vragen (‘Kom je alsjeblieft?’) of omkopen (‘Kom en dan mag je …) tot  de ontploffing KOM HIER!) en varianten.

Niet dat het werkelijk werkt. Mijn zoon heeft namelijk zijn eigen ritme, en vooral zijn eigen idee over wat wanneer moet gebeuren. Überbelangrijke argumenten als ‘we komen te laat’, ‘de bel zal gegaan zijn’, ‘mama moet gaan werken’, vallen in dovemansoren.

Schrikeffect

En toen kwam ik dit tegen: ‘de dag dat ik stopte met “haast je” te zeggen’ van schrijfster en zorgleerkracht Rachel Macy Stafford ('Hands Free mama'). Ze beschrijft hoe haar leven overheerst werd door ‘haast’: van ‘s ochtends om uit bed en op school te geraken, tot ‘s avonds om ze in bed en slapend te krijgen. Tot ze op een dag haar oudste dochter tegen de jongste hoorde zeggen: “Je bent zo traag”. Inclusief gekruiste armen en afkeurende blik, die haar iets te veel aan zichzelf deden denken. En ze stopte ermee.

“Ik zag hoe mijn gejaagdheid een last was mijn beide kinderen. Ik probeer nu om het lieve, trage karakter van mijn jongste dochter, die intens geniet van een bloem of een mier op de grond, te respecteren.”

De kern van de zaak

Een mooie gedachte die teruggaat naar de kern van de zaak: we proberen nogal dikwijls het kind in ons schema te passen, in plaats van een schema uit te denken dat werkt voor je kinderen (wat niet hetzelfde is als alles aanpassen naar het kind!). Soms kan het natuurlijk niet anders, maar soms kan het wel.

Moet je ‘op tijd’ naar de supermarkt zodat je daarna naar de speeltuin kan? Je efficiënte brein zegt van wel, maar sommige kinderen zeggen van niet. Die willen een beetje prutsen in het huis, slenteren op straat, raken afgeleid door een papiertje. Misschien niet even leuk als een speeltuin, maar aangezien ze (nog) niet in de toekomst kunnen denken en dus een afweging maken, is dat niet aan de orde voor hen.

Uit eigen ervaring

Ik kan het weten, ik heb er zo één rondlopen. Ik probeer nu bewust ruimte te creëren om te ‘lummelen’. Samen. Ik kijk naar wat hij zo boeiend vindt aan gras, leg uit wat dat papiertje op straat ligt te doen en geef hem tijd om na een drukke ‘moet’-week een beetje zijn eigen ritme te bepalen. Het gebeurt (weliswaar niet altijd) dat ik daarna meer van hem gedaan krijg. En dat betekent dat ons zwemuitje niet elke keer doorgaat (en het zorgt soms voor veel stress als je met iemand hebt afgesproken om ergens op een bepaalde tijd te zijn).

Maar die traagheid heeft ook een voordeel: je kijkt naar wat je kind boeit of hem beweegt, en hij apprecieert de tijd samen. En af en toe zie je een stukje van het licht en besef je hoe je hem wél kan bewegen tot actie: hij wil nog niet weg omdat hij eerst nog een boekje wil lezen of een koek wil eten. Door zijn echte probleem op te lossen, kan alles in een stroomversnelling geraken.

Hier helpt het ook door lang op voorhand in het lang en het breed uit te leggen wat er zal gebeuren en in welke volgorde. Wat werkt is voor elk kind anders, en nog altijd zal het niet altijd werken: na een slechte nacht, een drukke schoolweek of een hongerig moment is alles lastiger.

Gelukkig heb je dan het ideale excuus voor te laat komen: “Ja, sorry, maar tegen dat je kinderen klaar hebt gekregen…. “ ;-) Gemakkelijk is het zeker niet, maar anders is het wel - en je kind voelt zich beter begrepen en gerespecteerd. En persoonlijk? Daar doe ik het voor.