5872fi.jpg

Mijn baby groeit in angst: afscheid van mijn liefste dochter

16/04/2019
Mamabaas
Door Mamabaas

Nog nooit was het zo moeilijk om een verhaal op papier te krijgen. Geen woorden kunnen beschrijven wat ik écht voel. Maar ik probeer het toch. Ik probeer het omdat het me helpt om alles een plaatsje tegen. Ik probeer het omdat ik geloof dat verhalen als deze verteld moeten worden. Het verlies van een kind is een van de meest vreselijke dingen die je kan overkomen. En toch wordt er zo weinig over gepraat.

Ik schrijf mijn verhaal omdat de wereld Jack ook een heel klein beetje zou leren kennen.

Ik vertelde in mijn vorige blogpost dat ik me niet kan voorstellen hoe ik alles zal ervaren. “Wat ik me wel kan voorstellen is dat ik nog nooit zo veel pijn en verdriet zal gevoeld hebben als dan. Wat ik me wel kan voorstellen is dat ik omringd zal worden door de allerbeste framily die ik me maar kan inbeelden,” schreef ik.

Alles wat ik me voorgesteld heb is gebeurd. Ik ben tot de laatste dag blijven werken, heb mijn vrienden gezien en mijn verdriet een beetje proberen te onderdrukken. Omdat ik wou dat je voelde hoe graag je gezien wordt. Mijn framily was er van het begin tot het einde en is er nog steeds. Zelfs je vader kreeg ik even in de buurt.

En mijn verdriet… Mijn verdriet is inderdaad nog nooit zo groot geweest en ik kan er niets mee vergelijken. Maar wat ik vergat te verwachten is de immense liefde die ik voor je voel. Nog nooit zag ik iemand zo graag. Onvoorwaardelijk. Voor altijd.

Wat me te wachten staat

De MRI-scan bevestigt dat de hersentjes van mijn dochter steeds slechter worden. Op maandag heb ik een afspraak in het ziekenhuis. Een vroedvrouw legt me uit wat er me later deze week te wachten staat. Dat zoiets soms 24 uur kan duren… Ze kunnen het niet voorspellen hoe mijn lichaam zal reageren op tabletten die me ontsluiting zouden moeten geven. Ik ben doodsbang, maar voel dat het goed is dat de tijd voor afscheid eraan komt.

Woensdag: verzamel al je moed

Uitgeput na een nacht met 2,5 uur slaap vertrek ik woensdag naar het ziekenhuis. De mammie komt me ophalen. Ze is niet van plan om me hiervan iets alleen te laten doorstaan.

Mijn kamer is al klaargemaakt. Aan de deur hangt een vlindertje. Zodat al het werkende personeel weet dat hier een vlinderkindje op de wereld gezet zal worden. Een kindje dat er maar heel eventjes is en dan heel snel niet meer.

Vrijwel meteen wordt me gevraagd of ik graag epidurale wil, want straks komen ze al voor de foeticide. Het inslapen van mijn dochtertje is dat. De pijn is te vergelijken met de vruchtwaterpunctie, vertelt de vroedvrouw me, maar het kan wel langer duren. De baby moet stil liggen, want ze zullen met een naald door mijn buik in haar hartje prikken. Ook ik moet stil liggen, vandaar dat ze vragen naar epidurale.

Ik zeg dat ik voorlopig geen enkele ambitie heb om dit moment met epidurale te verzachten. Ik wil het voelen. Ik wil dit moment zo veel mogelijk bewust meemaken, het ten volle beleven. Nog voor een laatste keer moedig zijn, voor mijn dochter. Voor Jack.

Met een epidurale ben ik ook aan mijn bed gekluisterd en ik heb het nodig om nog te kunnen bewegen. Om af en toe naar buiten te gaan, om zelf naar toilet te kunnen gaan, om niet volledig hulpbehoevend te zijn.

En dan komt mijn gynaecologe binnen en wordt al het materiaal rond me opgesteld. De cystes in haar hersentjes zijn alweer gegroeid.

Ik kijk nog heel even vluchtig naar het scherm van de echografiemachine, maar dan wordt het scherm weggedraaid. Ik krijg een plaatselijke verdoving.

De sfeer is te snijden. Mama staat aan mijn hoofdeinde. Zij en de vroedvrouw proberen me kalm te houden. Ik ben ijzig kalm.

Ik moet ijzig kalm blijven, ik heb geen keuze. Voor Jack. Als ik beweeg duurt het langer.

De gynaecologe excuseert zich herhaaldelijk voor de pijn en het ongemak die ze me bezorgt. “Het is niets. Het gaat wel,” fluister ik.

“Gaat het?”

“Ja, het gaat,” antwoord ik. Maar eigenlijk wil ik schreeuwen. “NEE, het gaat niet. Jullie zijn mijn dochter aan het vermoorden! STOP!”

Mama ademt met me mee wanneer ik in stilte begin te huilen.

En dan is het gebeurd. “Het spijt me zo,” zegt de gynaecologe nog. Het spijt me ook zo hard. Het spijt me zo dat ik niets voor je heb kunnen doen, Jack.

Mama en ik beginnen te huilen. Mijn dochter is dood nu.

En dan begint de hel. Elke vier uur komt de vroedvrouw of assistent-gynaecologe van dienst een tablet naast mijn baarmoederhals steken. Om de baarmoederhals te verweken en ontsluiting te krijgen.

Mijn vriendinnen Eveline en Els komen in de loop van de dag ook toe. Ze racen heen en weer van hun werk naar het ziekenhuis om zo veel mogelijk bij me te kunnen zijn. Mama wijkt geen centimeter van mijn zijde.

Na elke tablet volgen pijnlijke contracties. Mijn baarmoeder krimpt ineen en wil als het ware langs mijn rug naar buiten kruipen. Ik probeer regelmaat in de dag te krijgen: na elke tablet moet ik een half uur plat liggen, dan ga ik een wandelingetje doen en daarna probeer ik te slapen. Slapen gaat enkel met de hulp van Cannabisolie (CBD).

Elke vier uur opnieuw. En opnieuw.

Donderdag: de uitputtingsslag voorbij

Ze hadden me op voorhand gezegd dat het 24 uur zou kunnen duren, maar op donderdagmiddag is er nog steeds niets gebeurd. We zijn nu ongeveer 29 uur verder. Ik heb amper ontsluiting. Jack is al een volledige dag overleden en zit nog steeds in mijn buik.

Mijn buik is opgeblazen. Elke keer als ik even op mijn zij gelegen heb, is Jack mee gezakt. Ze beweegt niet meer. Ik probeer niet te veel te huilen. Dat is voor straks, denk ik, wanneer ze er eindelijk zal zijn. “Dit is niets tegenover het verdriet dat je zal hebben nadat je haar in je armen hebt gehad,” zeg ik tegen mezelf. Ik probeer mezelf te troosten, met magere woorden.

Mama en Eveline worden steeds ongeruster over me. Ze hebben schrik dat ik het mentaal niet zal kunnen blijven trekken als het nog lang duurt. Ook zijn ze bezorgd over hoe Jack er nog zal uitzien als ze nog lang in mijn buik blijft zitten.

Ze besluiten om de dokter aan te spreken om te zien of er nog andere mogelijkheden zijn om dit proces sneller te laten gaan. “Ik begrijp dat er niets té ingrijpend mag gedaan worden,” hoor ik Eveline zeggen. “Om de baarmoeder te beschermen voor volgende zwangerschappen.”

Na de achtste tablet beslissen ze dan om een ballonnetje te plaatsen. Een buisje wordt in mijn baarmoeder gestoken het ballonnetje op het einde wordt opgevuld met water. Dat zorgt voor druk op mijn baarmoederhals en zo zou ik eindelijk ontsluiting moeten krijgen.

Mijn gespecialiseerde psychologe komt langs. Ze zit er mee in dat ik hier al zo lang lig. Omdat ik mijn emoties nog even onderdruk om hier door te geraken, kan ze weinig voor me doen. Maar we babbelen even over de uitputtingsslag en over wat er nog komen moet.

De sfeer proberen we wat minder pijnlijk en grimmig te houden door te lachen met het buisje dat uren uit mijn onderbroek bengelt. De contracties worden steeds erger, dus mijn buisje en ik nemen een douche. Van zodra ik een geluid maakt staan Eveline en mama binnen de seconde naast me.

“Is er iets?!”

“Nee, lieve idioten, er is niets aan de hand.”

Alweer gebeurt er uren niets. Om half elf ’s avonds komt het ballonnetje eruit. Drie centimeter ontsluiting!

Ondertussen kan ik de pijn nog moeilijk verkroppen. Ik heb honger en ben uitgeput en het besef dat Jack toch al dood is, slaat af en toe in als een bom. Mijn lijf wil geen tabletten meer toelaten, dus elke vier uur komt er een gruwelijk moment van pijn en paniek. Ik probeer mezelf te kalmeren. Mama ademt nog steeds elke keer mee aan het hoofdeinde van mijn ziekenhuisbed. “Blijven ademen, Muizie… Blijven ademen.”

Ik ben op. Doodop. Gelukkig beslist de gynaecoloog om me de hele nacht met rust te laten, zodat ik wat kan slapen.

Vrijdag: ik mag je eindelijk ontmoeten

Achteraf gezien lijkt alles één grote waas. Ik heb het moeilijk om me mijn emoties te herinneren. Eveline wijst me erop dat ik een beetje op automatische piloot stond. “Emoties zouden kansen gecreëerd hebben voor paniek of angst. Je leek zeer rationeel en rustig, alsof je overlevingsdrang het volledig had overgenomen,” beschrijft ze het achteraf. “Je beschermde jezelf om erdoor te geraken.”

Ze heeft gelijk. Had ik toen mijn emoties de vrije loop gelaten, dan had ik het mentaal niet getrokken. Dan was ik waarschijnlijk volledig gebroken, wanneer het zware werk nog moest komen.

Dag 3. Er zit een scheurtje in mijn vliezen. De gynaecoloog beslist om de vliezen volledig te breken. Nu zou de ontsluiting sneller moeten komen. Indien niet, dan gaan ze kijken voor extra medicatie om de weeën op gang te krijgen. Ondertussen heb ik contracties from hell. “Ik hou het niet meer vol,” geef ik toe. “Ik heb het gehad.”

“Dat zei je een uur geleden ook, Muizie,” antwoordt mijn mama voorzichtig. “Volhouden. Als je niet meer kan, dan doe je gewoon nog een heel klein beetje verder.”

Ik geloof dat er eindelijk progressie in zit en word steeds ongeduldiger. Binnenkort is ze daar. Dan kan ik haar eindelijk vasthouden en ontmoeten.

Na een uur of twee gaan ze toch over naar de medicatie. We zijn nu 50 uur verder. De contracties from hell maken plaats voor full on weeën. Vier keer dacht ik: dit wordt onmogelijk. Ik kan dit niet volhouden, niet na de vorige twee slopende dagen. Dit is een dodelijke uitputtingsslag. Ik krijg maar een minuut ademruimte tussenin. Elke keer opnieuw overtuig ik mezelf, met hulp van de mammie, dat ik het wel kan. Voor mijn dochter. Voor Jack. Voor Jack…

De vroedvrouw komt voelen hoeveel ontsluiting ik heb, wanneer een nieuwe wee komt aanzetten. “Mag ik me draaien om de wee te incasseren,” vraag ik haar. Ik krijg haar toestemming en kruip op handen en knieën naar het hoofdeinde van mijn bed. Ik weet niet waar te kruipen. Dit is té veel. “Ik kan het niet, mama.”

“Je kan het wel. Blijven ademen.”

Een gigantische golf van onmenselijke pijn en persdrang overspoelt heel mijn lichaam. Alles voelt juist. Ik MOET persen. Nu! Mijn volledige lijf duwt mijn baarmoederhals open. Ik voel haar kleine hoofdje zich een baan wurmen door mijn lijf. En dan valt ze uit de veilige omgeving van mijn lichaam.

Heel mijn lijf verwacht dat ze gaat beginnen te huilen. Maar het blijft stil. Rondom mij ontstaat een lichte paniek. Het ging allemaal plots sneller dan verwacht. De liefste vroedvrouw van de wereld haalt collega’s om hulp. Handen beginnen vanalles rondom me te doen. Ik zie enkel Jack.

Jack

Het blijft stil… zij blijft stil

Wanneer mama en ik haar opvangen valt haar kleine mondje open. Het besef dat ze dood is, overvalt me. Heel mijn lijf schiet in een gigantische kramp van verdriet. Mama en ik huilen terwijl we mijn prachtige dochter in onze armen sluiten.

Els en Eveline komen meteen langs. Mijn hart breekt vooral wanneer ik Eveline zie binnenkomen. Haar verdriet is zo groot. Overmand door de emoties van alle voorgaande weken, die toen onderdrukt werden door rede, kan ze niets meer tegenhouden. Ik denk dat ze veel schrik heeft, om zich net als ik te verliezen in dit verdriet.

Mijn lieve dochter wordt doorgegeven van de ene topvrouw naar de andere. Ze krijgt liefde, veel liefde.

Je bent zo mooi. Ik zie al je flaws, die je doodgeboorte met zich meebrengt. Je schedeltje is week en slap en uit je neusje stroomt er af en toe vocht. Je huid is zo broos dat elke te stevige aanraking ervoor zorgt dat het loskomt. En toch… En toch, allerliefste Jack, ben je het mooiste kindje dat ik ooit al zag.

Je bent nog warm, net uit de veiligheid van mijn lichaam ontsnapt. Ik voel blijdschap en dankbaarheid, om dat je eindelijk hier bij mij bent. Elk vreselijk uur, elk moment van pijn, angst of verdriet vervaagt omdat ik je nu bij mij heb. Je was het allemaal waard. Zelfs als onze wegen heel binnenkort alweer moeten scheiden. Dit moment was alles waard.

Terwijl ik mijn dochter in mijn armen hou, komt de vroedvrouw af en toe checken of mijn placenta er mee uit wil komen. Ze duwen in mijn buik en trekken aan de navelstreng. “Sorry, dat ik je weer pijn doe,” zegt ze, maar ik voel de pijn even niet meer. Mijn lijf en gedachten zijn volledig bij Jack. Ik stuur haar papa dat hij kan langskomen. Ik wil dat ze hem kan ontmoeten.

Met een nawee probeer ik de placenta eruit te krijgen, maar die komt niet. Het lijkt alsof iemand een gigantische emmer bloed uit mijn lichaam kapt. Over mijn mama en vriendinnen heen. Gelukkig zijn onze grenzen van gêne al lang vervaagd. Er wordt niet meer getwijfeld en ik word haastig klaargemaakt voor narcose. Ze zullen de placenta manueel (inderdaad, met de handen) moeten verwijderen. Ik ben nog steeds met mijn gedachten bij Jack. Mijn omgeving lijkt ver weg.

Een uur later ben ik terug op mijn kamer. Bij haar. Baby daddy is ondertussen toegekomen en sluit ook voor de eerste keer zijn kleine dochter in zijn armen. Ik zie dat hij beseft wat hij al die maanden vaak ontkent of niet gewild heeft. Nu heeft ze heel eventjes twee ouders.

Ondertussen heeft ze haar fierce outfitje aan. Perfect, vind ik het, want voor mij is ze de moedigste baby in de wereld.

Ik hou haar nog uren vast, maar tegen de avond weet ik dat ik afscheid moet nemen van de traumatische omgeving. Ik mag nog een nacht in het ziekenhuis blijven, maar ik wil naar huis. Ik moet even weg zijn uit deze gruwelijke omgeving.

Mijn vriendinnen, Els en Lieselore, en mama laten me geen seconde alleen en Eveline slaapt bij me. Ik probeer een dutje te doen, maar kom huilend terug naar beneden.

Mijn buik is plat. Ze is niet meer bij mij. Ik hoe ze me fysiek naar zich toetrekt. “Het trekt, hé Muizie,” zegt mijn mama vaak. Ik kan het zelf niet beter beschrijven. Het trekt. Ze trekt.

Omdat ik te veel bloed verloren heb, moet ik de volgende ochtend terug naar het verloskwartier om te kijken of ik ijzer of bloed moet bijkrijgen. Morgen zie ik Jack al terug. Scared shitless ben ik, maar ik wil haar zo graag opnieuw vasthebben.

Zaterdag: een tweede afscheid

Ze brengen de mammie en mij opnieuw naar dezelfde kamer. Hier gebeurde het gisteren. Hier zette ik mijn liefste kleintje op wereld. Het bed is weggehaald. Dezelfde vroedvrouw als bij de bevalling begroet me. Ik merk dat zij het ook moeilijk heeft met de dood van Jack en met mijn verdriet.

Terwijl ik wacht op de uitslag van mijn bloedwaarden, gaat ze Jack halen. Ze wordt binnengerold in haar wiegje. Alweer word ik overmeesterd door een golf van onvoorwaardelijke liefde en verdriet. Hoe ga ik haar straks weer kunnen loslaten? Hoe doe je dat? Hoe ben ik straks sterk genoeg om mijn kindje weer achter te laten?

Ze is nog steeds even mooi. Klein, fragiel en toch zo fierce. Ze is koud, maar nog steeds zacht.

Wanneer ze me een infuus met ijzer komen brengen, denk ik: “Oké, als dit infuus doorgelopen is, dan moet ik haar loslaten.” Elke vijf minuten kijk ik naar het druppelen. Het is mijn eigen vloeibare zandloper. Haar vasthouden voelt geweldig. Ze is bij haar mama. Veilig en geliefd.

De laatste druppel glijdt door het infuus. Het is tijd. Het is alweer tijd om haar los te laten. Elke vezel in mijn lijf schreeuwt dat ik moeten blijven of haar mee moet nemen. Ik kijk naar mijn mama, die me hard vastneemt. “We moeten gaan,” voel ik haar denken. Ik weet dat het beter is voor me dat ik ga, maar het voelt zo fout. Wij horen samen te zijn.

Ik merk dat de vroedvrouw mijn verdriet ook voelt. Ze brengt Jack weg. Ik voel haar liefde voor Jack. “Ik ben blij dat je zo goed omringd bent,” zegt ze me. “Ik zie dat jullie veel aan elkaar hebben. Hopelijk zien we elkaar ooit terug in betere omstandigheden.”

Hopelijk, ja. Ik denk het wel.

Later die dag heb ik een afspraak met de begrafenisondernemer. Nog zoiets dat een kersverse mama eigenlijk niet hoort te doen.  Ik zou geen urne voor mijn baby moeten uitzoeken, maar knuffels en kleertjes. Gelukkig regelt mijn vriendin Lieselore de meeste praktische dingen voor me. Ik zie het mezelf niet doen op dit moment.

De begrafenisondernemer is een lieve begripvolle vrouw. Ik ben opgelucht dat het klikt, want deze vrouw gaat binnen enkele dagen mijn dochter ophalen en naar het crematorium brengen. Alweer een vrouw, bedenk ik me. Jack is enkel omringd door geweldige vrouwen.

Zoals verwacht neem ik die dag te veel hooi op mijn vork: ik ga koffie drinken, om niet thuis te moeten zijn, naar de begrafenisondernemer en naar een tuincentrum. Ik ben uitgeput en voel me zwak. Wat doen andere mama’s nadat ze 24 uur bevallen zijn?

Rusten en knuffelen, vermoed ik.

Mijn mama en vriendinnen wijken de volgende dagen alweer niet van mijn zijde. Ze wisselen elkaar af en er slaapt steeds iemand bij me. Ze verplichten me om het rustiger aan te doen. Slapen kan ik alleen met de hulp van mijn cannabisolie. Mijn borsten beginnen gigantisch op te zwellen en doen vreselijk veel pijn. Ik heb de pilletjes tegen lactatie in het ziekenhuis geweigerd. Ik wou proberen zonder, maar begin te beseffen dat het niet zal lukken. Wanneer ik begin te lekken, zie ik mezelf in gedachten Jack borstvoeding geven. Mijn lichaam voelt zich op en top mama en ik voel me een mama zonder kind.

Dinsdag: kan ik je nog even voelen, alsjeblief?

Vandaag zie ik mijn dochter voor de laatste keer. Die gedachte vreet me vanbinnen helemaal op. Ik voel nog steeds een vorm van schuld, omdat ik haar niet heb kunnen redden. Omdat ik niets heb kunnen doen om haar gezond te maken. Omdat ik haar geen geweldig leven kan bieden.

“Het voelt niet juist. Ik hoor hier niet te zijn voor mijn dochtertje,” denk ik wanneer ik zit te wachten in de mooie ruimte van het mortuarium.

Mama houdt me stevig vast wanneer we de kamer mogen binnen gaan. Alweer is ze hier, aan mijn zijde, wanneer ik sterk probeer te zijn voor mijn eigen dochter.

Ik zie Jack liggen in de meeste serene kamer die ik ooit zag en durf bijna niet dichter te gaan. Mijn angst doet er niet toe en ik schuif die snel en bijna beschaamd opzij.

Dit is de laatste keer dat ik je kan zien, de laatste keer dat ik je kan voelen. Ik ben hier voor je laatste momenten in deze wereld. Mama is hier. Hoe moeilijk dit ook voor me is. Ik ben hier en wil nu nergens anders zijn. Hier bij jou ben ik het best. Ik stuur alvast mijn eigen geboorteknuffel met je mee. Hij heeft hier lang genoeg voor me gezorgd, nu is het aan jou. Hij zal altijd bij je zijn. Het lijkt zo onmogelijk om je achter te laten en je nooit meer te zien. Mijn tranen vallen op de mooie brieven die je meter en de mama van je vader voor je schreven. Ik geef ze straks met je mee. Die lieve woorden zijn dan voor altijd van jou.

Ik pak Jack nog vast. Geef ze zoenen en streel haar kleine koude, maar zachte handjes. “Ik ben hier,” is het enige wat ik kan denken. Ik ben hier. Ik ben hier.

We doen mijn kleine dochter nog een bandje rond haar voet, dat ik kreeg in het ziekenhuis. Ik moet mijn mama om hulp vragen, want ik kan letterlijk niets zien van de tranen die ik niet onder controle krijg. Er hangt een klein hartje aan. Vanaf nu dragen de vrouwen die er voor je waren dat armbandje ook. Voor altijd samen. Wij en jij.

Ik besef dat ik dit niet ga kunnen, weggaan. Mijn mama beseft dat ook, dus na een half uurtje neemt ze me vast en duwt ze me naar de deur. Bij het buitengaan komen we de begrafenisondernemer tegen. Ze vraagt of ik er nog bij wil zijn als ze Jack in haar kistje legt. “Dit is een geschenk,” denk ik. Want het voelde echt niet afgesloten. Het afscheid klopte ergens niet voor me.

De mevrouw van het crematorium vraagt of ik dat wel ga aankunnen. “Ga je sterk genoeg kunnen zijn?” Dat vraag je aan deze mama geen twee keer. Ik ben hier al geraakt. Ik kan alles.

“Wil je haar er graag zelf in leggen,” vraagt de begrafenisondernemer.

“Ja, graag.” Ik twijfel geen seconde en mama knikt goedkeurend.

“We laten jullie even alleen.”

De band tussen mijn mama en mij was nog nooit zo intens. Ze voelt wat ik wil. Ze helpt me terwijl ik mijn eigen dochter in haar kistje leg. Door mijn vertroebeld zicht en trillende handen slaag ik er niet in om het kistje alleen toe te schuiven. Alweer voelt mijn eigen mama mijn struggle en helpt ze me in het laatste wat ik ooit voor mijn dochter kan doen. Bij het dichtschuiven voel ik dat het goed is. Dit is het juiste afscheid.

Straks word je meegenomen door die lieve dame en morgen kom ik je halen. Dan breng ik je thuis. Beloofd.

Nadien ga ik nog langs op het verloskwartier. Mijn borsten doen te veel pijn en wil het risico op een borstontsteking vermijden. Ik zeg al heel mijn leven dat ik nooit of te nimmer wil afkolven. Wel, dat heb ik moeten laten varen. De melk moest uit mijn borsten. Met een machine en manueel word ik ontdaan van de melk die eigenlijk voor mijn dochter had moeten dienen. Ik geef de vroedvrouw nog een geboortekaartje. Ze hebben goed voor ons gezorgd en ben ze enorm dankbaar voor de manier waarop ze alles aangepakt hebben.

Woensdag: thuis is best

Daar sta ik dan… Op de stoep met mijn dochter in een zakje. Dit is absurd. In de auto laat ik het zakje geen seconde los uit angst dat ze zou vallen.

Bij thuiskomst ben ik voor de eerste keer alleen. Ik ga nergens heen. Jack is thuis.

Ik stuur naar baby daddy of hij vanavond wil langskomen, maar hij vergeet me te laten weten dat hij er toch niet zal geraken. Ik heb geen back-up en wil nog steeds nergens heen. En dan komt de gigantische klap.

Ze is weg. Ik kan haar nooit meer vastpakken. Nooit meer kan ik haar kleine vingertjes rond de mijne voelen. Nooit meer kan ik over haar zachte wangetjes strelen. Nooit zal ik haar een leven kunnen geven. Nooit zal ze huilen. Nooit zal ze liefhebben.

Het immense verdriet krijgt volledig de overhand. Ademen lijkt volledig onmogelijk. Heel mijn lijf doet pijn. Mijn baby is voor altijd weg.

Gelukkig staat de girl gang altijd voor me klaar en Lieselore krijgt me via FaceTime uiteindelijk wat rustiger. Later op de avond moet Els me via hetzelfde kanaal weer bijeenvegen, wanneer ik aan de vloer genageld zit met Jacks urne tussen mijn benen.

Ontroostbaar ga ik nog lang zijn. Maar ik weet dat het beter zal worden. Eventually I’ll be fine. Eventually. De pijn en het verdriet zijn er voorlopig nog elke dag even hard. Huilende baby’s laten alle vezels in mijn lijf roepen naar mijn eigen dochter. Als ik naar de kermis ga, kan ik niet anders dan denken: “Dit kan ik nooit met je doen.” Nooit zal ik je instoppen. Nooit…

Dat het niet eerlijk is, zeggen sommige mensen. Dat is het waarschijnlijk niet, maar dat maakt niet uit. Alleen jij telt.

Liefje, mijn mooie kleine dochter

Ik heb gevochten om deze woorden neer te schrijven. Woorden schieten hier echt tekort, maar ik heb het geprobeerd. Ik deed er ongeveer even lang over als over jou op de wereld zetten. Ik heb het geprobeerd voor jou en voor mezelf, omdat dit verlies zo moeilijk te plaatsen is. Ik heb moet aanvaarden dat je er nooit meer zal zijn.

Maar het is oké, je bent al alles met wie je bent en altijd zal zijn. Je bent perfect, ook in je afwezigheid. Ik zal je altijd dankbaar zijn voor wat je voor me betekent, voor wat je in mijn wereld veranderde.

Jij zorgde ervoor dat de band met mijn mama sterker is nu dan ik ooit had kunnen dromen. Mijn mama, vriendinnen en ik zijn andere en betere mensen geworden. Dat heb jij gedaan.

Ik ben trots op je. Omdat we samen zo moedig zijn geweest. Omdat we ons samen hierdoor geslaan hebben. Jij voor mij en ik voor jou. Ik kan je nog niet loslaten en waarschijnlijk doe ik dat nooit. Het is de perceptie van loslaten die dat bepaalt. Je zal altijd hier bij mij en ons zijn in alles wat je achtergelaten hebt. Ik zal je voor altijd koesteren en diep in mijn hart dragen. Je bent voor altijd mijn eerste kindje. Nooit zal er nog iemand als jij zijn, Jack.

 

Deze blog verscheen eerder op Fox-Fit.