6 dingen die grootouders beter niet kunnen zeggen tegen hun kleinkinderen
Ann-Louise Lockhart, kinderpsychologe, deelt een paar tips voor grootouders. Deze dingen kan je beter niet zeggen tegen je kleinkinderen:
1. “Niet vertellen aan mama en/of papa!”
Misschien geef je je kleinkind een extra koekje (of twee) achter de rug van zijn ouders of laat je hem wat langer opblijven dan afgesproken en fluister je: ‘Dit blijft ons geheimpje!’
Je kleinkinderen aanmoedigen om iets te verzwijgen voor hun ouders, kan echter schadelijk zijn. Het ondermijnt het gezag van de ouders en dat kan niet de bedoeling zijn. Bovendien geef je kinderen op die manier het idee dat ze in situaties kunnen komen waarin het “in hun eigen belang is” om iets niet te vertellen aan hun ouders. Dat kan gevaarlijk zijn als een kind gemanipuleerd wordt door iemand met slechte bedoelingen of zich slecht voelt omdat het gepest wordt.
Het is beter om te benadrukken dat ze altijd eerlijk kunnen en mogen zijn tegen hun ouders, wat er ook gebeurt. Je kan je kleinkind op andere manieren verwennen zonder de grenzen te overschrijden die hun ouders hebben gesteld.
2. “Ben je bijgekomen?“
Opmerkingen over het lichaam of het gewicht van een kind zijn een absolute no-go. Dergelijke opmerkingen kunnen bijdragen aan problemen met het zelfbeeld en de eigenwaarde van kinderen.
Het is onze taak om kinderen te ondersteunen en aan te moedigen zich goed te voelen in hun vel. Probeer opmerkingen die hun zelfwaardering kunnen schaden en tot onzekerheid kunnen leiden dus te vermijden.
‘Ik hoor het zo vaak in mijn praktijk – van jonge kinderen én van volwassenen. Harde opmerkingen van grootouders, zoals ‘Ben je verdikt?’ blijven hangen en worden keer op keer herhaald.’
3. “Wow, je hebt meer gegeten dan ik!”
Opmerkingen over de voedselinname van je kleinkinderen kan je beter voor jezelf houden. Leren over voeding en hongersignalen herkennen is een belangrijke stap in de kindertijd. Opmerkingen over “goede” en “slechte” eetgewoonten kunnen kinderen beïnvloeden om hun eetgedrag aan te passen op basis van de opmerkingen van iemand anders, in de plaats van te luisteren naar wat hun lichaam hen vertelt. Bovendien kan het zorgen voor gevoelens van schaamte of verwarring.
In de plaats van opmerkingen te maken over het bord van je kleinkind of over zijn eetgewoonten, kan je beter de nadruk leggen op het belang van het luisteren naar je eigen lichaam. En die gewoonte kan je zelf ook modelleren, door te stoppen met eten wanneer je je vol voelt en te eten wanneer je honger hebt.
4. “Je bent zo verwend!”
Als je ziet dat je kleinkind ondankbaar reageert wanneer hij een berg cadeaus opent op zijn verjaardagsfeestje of dat hij een driftbui krijgt omdat hij zijn zin niet kreeg, ben je misschien geneigd om een opmerking te maken over hoe verwend hij is. Bedenk echter dat een kind dat zich zo gedraagt op een kerst- of verjaardagsfeestje wellicht gewoon overprikkeld is.
Komt dit gedrag consequent voor? Dan heeft het wellicht meer te maken met de manier waarop het kind is opgevoed, dan met het kind zelf. Ondankbaar gedrag kan aangeleerd gedrag zijn en wordt misschien versterkt door de reactie van de ouders. Een kind alle schuld geven is dus niet eerlijk. Zet je eroverheen, of praat met de ouders. Maar houd in elk geval je oordeel voor jezelf.
5. “Je moet me nu een knuffel of een kus geven.”
Het is logisch dat je als grootouder contact wil maken met je kleinkinderen wanneer je heel blij bent om hen te zien. Er zijn echter veel kinderen die zich niet comfortabel voelen om knuffels en kussen te geven op verzoek, en het is belangrijk dat de volwassenen in hun leven dat respecteren. Een kind verplichting om een kus of knuffel te geven, kan hem onder druk zetten om zijn eigen grenzen in twijfel te trekken. Dat kan een verwarrende boodschap zijn rond consent.
Om de grenzen van je kleinkind te respecteren, kan je altijd vragen: ‘Ik zou je graag een knuffel geven, is dat oké?’ Als je kleinkind daarop ‘neen’ antwoordt, accepteer dat antwoord dan. Dring niet verder aan en praat geen schuldgevoelens aan. Je kan bijvoorbeeld een andere manier voorstellen om contact te maken, zoals zwaaien, een vuistje of een high-five geven.
Op die manier krijgt je kleinkind de boodschap dat de belangrijke volwassenen in zijn leven zijn grenzen zullen respecteren. Bovendien versterkt dat het idee dat fysiek contact een persoonlijke keuze is, en dat zorgt dan weer voor een gezond begrip van grenzen en consent.
6. “Je ouders hebben het fout over …”
Opvoedingsstijlen veranderen in de loop van tijd. Bovendien legt elke ouder andere accenten. Misschien heb jij jouw kinderen op een andere manier opgevoed dan dat je kinderen jouw kleinkinderen nu opvoeden. Op zich is er niets mis mee om opmerkingen te maken over de verschillen in opvoeding, maar die opmerkingen komen al snel verwijtend of veroordelend over – alsof de ene manier wél juist was en de andere manier fout is.
Probeer dergelijke opmerkingen dus voor jezelf te houden. Maak je je zorgen omdat er dingen in de opvoeding mogelijk schadelijk kunnen zijn voor het kind, bespreek je bezorgdheden dan met de ouders. Je oordeel of negatieve opmerkingen over de opvoeding delen met je kleinkinderen is nooit een goed idee.
Bron: BuzzFeed