Robin*

En dan word je sterrenmama: het verhaal van Robin* (deel 1)

4/10/2022

Daar zat ik dan. Alleen. Zo goed als naakt onder een ziekenhuisschort met een mondmasker dat nat was van de tranen. Mijn man in de gang, want daar moest hij wachten. Tegenover mij een hoop artsen en verpleegkundigen met een bedrukt gezicht, in het Spaans aan het praten tegen elkaar en waarschijnlijk ook tegen mij. Maar het enig wat ik hoorde echoën in mijn hoofd was wat ze eerder zeiden: “De prognose is heel slecht. Je baby leeft nu nog maar het ziet er echt niet goed uit.”

Een salvo aan vragen volgde. Ik moest direct opgenomen geworden en antibiotica krijgen. Wou ik hier in Spanje opgenomen worden of wou ik overgeplaatst worden naar Elvas, Portugal waar we sinds kort woonden? Was ik allergisch aan iets? Had ik een verzekering? Wat wou ik?

Wat wou ik? Ik wou dat ik daar niet zat. Ik wou dat alles ok was.

Ik vroeg al fluisterend of mijn man alsjeblieft mocht binnenkomen. De deur ging open. Eindelijk was ik niet meer alleen. Hij kwam gehurkt naast me zitten en ik barstte in tranen uit. “Het gaat echt niet goed met ons kindje. Sorry.” Ik herinner me hoe ik in zijn ogen kon zien dat dit nieuws iets kapot maakte in hem. Ik herinner me hoeveel deugd het deed om hem vast te pakken en om zijn stem te horen. Hij kreeg met moeite zijn zin afgewerkt of hij moest alweer vertrekken. Dat ik mij helemaal niet moet excuseren, dat ik er niks aan kon doen. Dan werd hij doorgestuurd naar de wachtzaal in het andere gebouw tot ik op mijn kamer was. Dan pas mocht hij terug naar mij komen.

Mij namen ze mee naar de kamer ernaast. Dezelfde kamer waar ik tien minuten geleden nog hoopvol lag te wachten op de dokter, samen met mijn man. Helemaal in de overtuiging dat alles goed ging komen met voldoende rust en misschien wat medicatie. Een verpleegster kwam bij mij om bloed te prikken, een COVID-test af te nemen, mijn bloeddruk te meten en wat nog allemaal. Ik onderging. Omdat de verpleegster zoveel rust uitstraalde, voelde ik de chaos eindelijk een beetje zakken. Ze stelde me persoonlijke vragen en deed met heel veel liefde wat ze moest doen. Ze was een lichtpuntje en haar glimlach bracht me even uit de verlamming van de shock.

Daarna moest ik wachten. Wachten om naar de kamer te gaan. Wachten om mijn man opnieuw bij me te hebben. De verpleegster verliet de kamer. Ik was weer alleen. Ik dacht terug aan hoe we hier terechtkwamen. Aan de eerste keer dat ik naar de spoedafdeling kwam van het ‘Hospital Materno Infantil’ in Badajoz, Spanje. 

De eerste keer dat ik hier was, was de dag nadat ik ontdekt had dat ik helemaal onverwacht zwanger was. Iets meer dan twee jaar nadat ik een koperspiraaltje liet plaatsen. Een maand na ons huwelijk. Een week nadat we vanuit Gent verhuisd waren naar Elvas in Portugal.

Toen het personeel mij na even wachten kwam halen om naar de kamer te gaan, legde de lieve verpleegster haar hand op mij en zei ze dat ik goed voor mezelf moest zorgen, fysiek en psychisch, en dat het tijd zou vragen. Hoeveel tijd ik ook nodig had en dat ik die tijd moest nemen. Haar woorden drongen toen nog niet helemaal door. Jammer genoeg zouden we binnenkort helemaal begrijpen wat ze bedoelde. 

Een stille man duwde mijn rolstoel door de gang, naar de lift en door de deuren van de afdeling waar ik opgenomen werd. Die stilte deed op een gekke manier deugd. Even geen vragen, geen diagnoses, geen woorden. Een geladen stilte vol onwetendheid en verdriet maar ook met een sprankeltje hoop en veel liefde. Aangekomen op de afdeling stonden twee verpleegsters op mij te wachten. Ze stelden me gerust en één van de twee zei “Met wat rust komt het misschien allemaal goed. Je weet nooit! Ik heb het al zien gebeuren.” Haar woorden gingen rechtstreeks naar mijn hart. Je weet maar nooit! Is er dan echt nog hoop? Waarom zou ze anders zoiets zeggen? Dat sprankeltje hoop dat daarnet in de stilte verscheen, werd groter en groter. 

De andere verpleegster toonde mij de kamer en bracht me een proper ziekenhuisschort, een spons om me mee te wassen en vroeg me naar mijn eventuele voedselallergieën. Ik vroeg of ik een nieuw mondmasker kon krijgen en of er zakdoekjes waren. De verpleegster verliet mijn kamer. Weer overviel de stilte mij. Ik keek rond in de kamer die geschilderd was in twee tinten blauw. De deuren waren geschilderd in dezelfde kleuren als de muren en vanuit mijn bed zag ik het terras met donkerrode tegels. Buiten scheen de zon in al haar glorie. Ik staarde in de verte terwijl ik heen en weer slingerde tussen hoop en wanhoop. Mijn hoofd was gevuld met duizend-en-één vragen.

De verpleegster kwam terug binnen en liet weten dat er geen zakdoeken waren. Ze gaf me een paar ruwe servetten. Geen zakdoeken? Welk ziekenhuis heeft er nu geen zakdoeken? Hoe absurd! Ik merkte op dat ik terug alleen was. Ik staarde verder naar buiten en in de kamer. Ik bedacht me dat de kamer nog niet zo ongezellig was voor een ziekenhuiskamer. Het rook er ook niet naar ziekenhuis. Ik vroeg me af of het raam naar het terras open kon. De blauwe deur ging zachtjes open en ik voelde dat ik verstijfde, ik was helemaal niet klaar voor nog vragen. Ik keek opzij en zag mijn man binnenkomen. Ik herademde en voelde de spanning mijn lichaam verlaten. 

De uren nadien werd er gepraat, gehuild, geknuffeld, gepland, gerust maar niet berust in de situatie. We stelden veel vragen aan verschillende verpleegsters en vroegen om een dokter te zien. We wachtten. Noteerden vragen. Lieten Google Translate die vragen vertalen. Tot de zon buiten niet meer scheen en het plots helemaal donker was. Die dokter die zou komen? Die was nog altijd niet geweest en mijn man moest terug naar onze quinta. Zonder zakdoeken en met een hoofd gevuld met nog meer vragen - deze keer al voor een groot deel in Spaans vertaald - bleef ik achter op de kamer. De kamer waar ik de komende vier dagen zou leven en overleven. 

De kamer die zich zou gaan vullen met onbeschrijfelijk veel liefde en de ergste pijn die je je maar kunt inbeelden. De kamer waarin ik elke nacht en elke ochtend huilend zou ontwaken in een nachtmerrie. De kamer waar zowel meelevende als onwetende mensen zouden binnenkomen. De kamer waar ik moest wachten tot de baby in mijn buik zou sterven. Tot jouw hartje zou stoppen met kloppen, lieve Robin*.