kaars

Je kind verliezen: “Ik zou het niet overleven,” zeggen ze mij

21/03/2024
Mamabaas
Door Mamabaas

Enkele weken nadat Maud hoogzwanger de eed als senator heeft afgelegd, sterft haar zoontje Hector een maand na zijn geboorte aan een zeldzame stofwisselingsziekte. Er volgt een intense periode van rouw en traumaverwerking, waarbij Maud als nieuweling haar weg zoekt door het woelige landschap van de (partij)politiek. Tot ze, moegestreden, haar mandaat neerlegt, maar wel de pen ter hand neemt. We delen een stukje uit haar boek 'Hector was hier'

Mensen die een kind verloren, zeggen over de periode daarna: ‘Ik weet niet hoe ik het gedaan heb.’ Mensen die het niet hebben meegemaakt, zeggen: ‘Ik zou het niet overleven.’ 

Na het aanhoren van mijn verhaal zeiden verschillende mensen me inderdaad letterlijk: ‘Ik durf het me niet inbeelden. Ik zou dat nooit overleven.’ Ik begrijp dat ze daarmee poogden empathie te tonen. Maar eigenlijk gaven ze aan dat het absurd is dat ik nog leef. Alsof het me net niet genoeg raakt om eraan te sterven. 

Het klopt. Er valt niet mee te leven, en zeker niet die eerste weken en maanden. Je kind moeten afgeven is zó afschuwelijk dat je het gevoel hebt dat je eraan zult sterven. Maar je organisme houdt je op de een of andere manier in leven. En dan is er ook nog het leven van alledag dat je meesleurt, willen of niet. 

Daarbij halen de kleinste dingen, zoals kruimels op de ontbijttafel of een betalingsherinnering, je onderuit, terwijl je al geblinddoekt aan het hinkelen was tussen alle obstakels. 

Een kind verliezen kort na de geboorte betekent bovendien als moeder dat je lichaam moet ontzwangeren. Dat lichaam is er helemaal op toegerust om te zorgen en te voeden, maar er is niets meer om dat voor te doen. Leegte. De fysieke verbinding is verbroken. Ik zie mezelf nog staan in de douche, een paar dagen na Hectors dood. Het nachtelijke angstzweet, de laatste restjes bevallingsbloed, het diepe gevoel van onbehagen moesten afgespoeld worden. En ik moest mijn borsten legen, wilde ik geen borstontsteking oplopen door de ongebruikte melk die zich erin opstapelde. 

Verdoofd was ik naar de badkamer gelopen. Kraan opendraaien, kleren uitdoen, handdoek klaarleggen. Het lukte me. Minutenlang stond ik onder het stromende water zonder te bewegen. De warmte deed de melkkanalen in m’n borsten uitzetten. Ik bracht mijn twee handen naar de ene borst, die met nog wat korstjes op de tepel doordat Hector die laatste dagen niet had opgehouden met drinken. 

Ik knelde de borst tussen m’n handpalmen en liet deze naar beneden glijden. Na twee zulke bewegingen begon de melk te stromen. De spanning in mijn borst nam snel af. Ik keek naar beneden en zag de melk die voor hem had moeten zijn over m’n lichaam wegglijden. 

Enkele weken na Hectors dood moest ik op controle bij de gynaecoloog. Het echobeeld van een lege baarmoeder was als een echo van zijn afwezigheid. De hechtingen na de bevalling waren verbazingwekkend goed genezen, gezien de omstandigheden waarbij herstellen een maand lang geen optie was. Maar ik bleef last hebben van het littekenweefsel, alsof dat me eraan wilde herinneren dat ik wel degelijk een kindje had gebaard. 

Maandenlang zocht ik onder de douche naar de linea negra, het donkere zwangerschapslijntje dat van navel tot schaambot loopt. Met de dag zwakte de kleur af, terwijl mijn verbijstering en pijn alleen maar toenamen. Tot op vandaag zoek ik die lijn, zie ik ze en weet ik niet of ze echt is of slechts een fantoomlijn.

In de dagen na Hectors dood kwelden mijn volle borsten me. Ik kon ze niet snel genoeg legen, en verzette me tegelijk tegen het onvermijdelijke punt waarop de melk op zou zijn. Misschien is dat wel een uitvergroting van wat rouw doet met een mens: je hebt geen idee van wat je wilt of nodig hebt, en als je dat wel weet, wil je tegelijkertijd het tegenovergestelde. Je wilt alleen zijn, maar samen. Je wilt getroost worden, maar duwt een aanblik vol medelijden nors weg. Je wilt enkel over de overledene praten, maar je veracht jezelf erom. Je wilt ‘de draad weer oppikken’, en tegelijk wil je je eraan ophangen. Je hebt heimwee naar een plek die nooit bestond. Het is alles door elkaar, paniekerig en moedeloos. 

De intensiteit van het rouwproces blies me omver. Op sommige momenten slaagde ik erin mezelf van bovenaf te bekijken als een gefascineerde toeschouwer. ‘Nou nou, kijk haar nu  eens, gehurkt naar adem happend. Pathetisch, ze klopt zichzelf op de borst, alsof dat de pijn kan overmeesteren.’ Maar meestal overvalt het je. Bij het wakker worden, zeker die eerste weken, ben je vergeten wat je overkwam. En dan word je weggeblazen, elke keer opnieuw als je uit dat onbewustzijn omhoog klautert, en er is niets dat je kunt doen behalve hopen dat… Nee, er is eigenlijk niets dat je kunt doen.

Later overvalt de pijn je op minder voorspelbare momenten, door een geur, een opmerking, een groepsfoto die genomen wordt. Wat me opviel, is dat de anticipatie op voorspelbare pijn vaak moeilijker is dan de pijn zelf. Zo is afspreken met vrienden die een baby hebben vaak iets dat dagen op voorhand door m’n hoofd maalt. Wanneer ik de baby dan zie, kan ik alleen maar denken: ‘Lelijk kind, jij bent Hector niet.’ 

Dat besef gaf me troost, dat ik niet zomaar een baby wilde, welke dan ook. Ik wilde mijn kindje terug, precies dezelfde met dat plooitje in z’n linkeroor net zoals ik dat ook heb, de kolkende haartjes op zijn voorhoofd, die gigantisch lange kleine teen, het bovenlipje als een baldakijntje boven het bolle kinnetje, het donkerblauwe vliesje over zijn irissen. En terwijl ik dit schrijf, besef ik hoeveel ik al vergeten ben. 

Soms word ik door een bevreemdend gevoel overvallen als ik naar Hectors foto’s kijk: ‘Is dit mijn kindje?’ En ik wéét dat hij mijn kindje is, maar het is alsof er geen tijdsbrug is tussen toen en nu en ik deze hel heel misschien niet heb meegemaakt.

19 januari 2022: Ik wil bij je zijn, m’n lijf tegen dat van jou voelen, m’n neus tegen je hoofdje duwen. Ik slaap met je ongewassen kleertjes in m’n armen. Ik ga op zoek naar je geur, als een gek snuivend aan het wasgoed.

21 januari: De dag dat je stierf, hield ik op met bloeden. M’n melk droogt op. Ik kolf nog af en toe, om af te bouwen, maar ergens ook om m’n productie nog een klein beetje in stand te houden. Het is het laatste fysieke bewijs dat ik jou in me had, dat je uit mij geboren bent.

23 januari: Ik zie je in alles, werkelijk in alles. In hoe de poes ligt te slapen, in Simba van The Lion King, in het felle winterlicht dat je nooit zult zien, in de maaltijden die je niet zult smaken, in de knuffel die ik van mama krijg maar jou niet meer kan geven, in de verwondering om de regenbui die je nooit zult voelen.

Wat een pijn, help.

24 januari: Ik moet naar buiten, wandelen, verdoven, alleen zijn, wenen, wenen, wenen. Om dan alleen maar bij anderen te willen zijn. Liefst mensen die ik niet ken. Aan wie ik het hele verhaal kan doen, getroost kan worden. Maar er is niemand. Verlies is eenzaam.

28 februari: Wat ik met jou heb meegemaakt, en alles wat ik nu voel en doe, is echter dan echt. Het is de waarheid. Het is zó echt dat het niet echt lijkt

 

Meer lezen 

 
Hector was hier

Enkele weken nadat Maud hoogzwanger de eed als senator heeft afgelegd, sterft haar zoontje Hector een maand na zijn geboorte aan een zeldzame stofwisselingsziekte. Er volgt een intense periode van rouw en traumaverwerking, waarbij Maud als nieuweling haar weg zoekt door het woelige landschap van de (partij)politiek. Tot ze, moegestreden, haar mandaat neerlegt, maar wel de pen ter hand neemt.

Maud reflecteert over hoe we omgaan met geboorte, dood en alles daartussenin. Ze probeert te begrijpen wat haar, en vooral Hector, overkomen is. Dat zijn sterven hem eerst niet werd gegund, is een wrange exponent van hoe een doorgeschoten controle- en interventiedrang in de gezondheidszorg soms ten koste gaat van menselijkheid.

Dit boek, geboren uit Hector, raakt je tot in het diepste van je ziel, maar is tegelijk helend. Het is een openhartig pleidooi voor meer verbondenheid, in een besef dat we kwetsbaar en afhankelijk zijn.

BESTEL | MEER INFO