Mijn moeder kreeg vier gezonde kinderen. Zij raakte telkens vlot zwanger en vertelde altijd over hoe leuk ze het vond om zwanger te zijn. Ik had hier dus ook een nogal rooskleurig beeld van. Helaas lijk ik niet op mijn moeder.
Valentijn is net voorbij. Ik vond het dit jaar zo fijn om te lezen en te merken dat Valentijn méér is dan een feest tussen twee geliefden. Het is een feest voor iedereen die je liefhebt. Ik kreeg toen het idee om een brief naar mijn dochter te schrijven.
Mensen vergeten dat ik net voor de hele coronamiserie een kind op de wereld zette. Er was plots geen babyborrel en enkel dichte familie en vrienden waren even langs gekomen. Cadeaus en centjes, daar is het me niet om te doen. Velen stortten deze trouwens ergens na de annulering van haar babyborrel dan maar in afwachting op een eerste echte bezoek. Maar verder dan die gulle geschenken en een aantal kaartjes of sms'jes met "proficiat" en "jammer dat we haar niet in het echt kunnen bewonderen", zijn we dan ook niet meer gekomen.
Mijn zwangerschap was gepland. De keuze om voor een kindje te gaan werd bewust genomen door zowel mij als mijn partner. Ik ontdekte pas dat ik zwanger was toen ik al zeven weken ver was, het ging toen heel slecht tussen mij en mijn partner. Na twee maanden zwangerschap heeft hij mij dan ook verlaten en zijn we elk onze eigen weg gegaan. Ik koos ervoor het kindje te houden.
Wanneer je ‘vol verwachting’ naar de boekhandel stapt om een boek over zwangerschap te kopen heb je de keuze uit een hele reeks titels. Enkele voorbeelden: ‘Mama worden’, ‘Zo krijg je een blije baby’, ‘Een praktische lifestylegids voor je eerste jaar als mama’, ‘Het nieuwe borstvoedingsboek’, ‘Het grote wonder’, ‘Geboorte vol vertrouwen’, Help ik word (super)papa’, ‘Op weg naar een bekrachtigende bevalling’, ‘Sterker zwanger’, ‘Bevallen op eigen kracht’, ‘Veilig zwanger’, … Titels die je laten dromen over een toekomst vol vervulling. Niets in al die titels doet vermoeden dat papa en mama worden niet voor iedereen zo’n rimpelloos traject kan worden.
In de eerste weken na mijn (heftige) bevalling was ik tot niets in staat. Mijn man nam het roer van het huishoudelijke schip over en ontplooide zich tot een volleerde papa. Hij steriliseerde flesjes, zorgde ervoor dat het kolfapparaat zich altijd in mijn buurt bevond, gaf badjes, ververste pampers en hield mij ondertussen ook op de been. En ik? Ik zat erbij en keek ernaar. Meer kon ik toch niet doen.
Er wordt de laatste tijd heel wat geschreven over zogenaamd ‘felle’ kinderen. Ze krijgen heel wat namen: ‘highly sensitive en strong willed’, ‘pittige peuters’ soms wel ‘indigokinderen’ … Kortom, hun namen zijn legio, wat er misschien op wijst dat veel ouders het geluk hebben een exemplaar in huis te hebben.
Aan tafel hebben we het over beroepen. De jongste vraagt: ‘Hoe doe je dat mama, iets worden?’ Terwijl de andere twee afgeleid zijn door het naar elkaars hoofd gooien met komkommers probeer ik verschillende schoollevenslopen te schetsen en tegelijkertijd aan te manen tot het op het eigen bord houden van de groenten.
Ik leg me in de zetel, dekentje over me heen en mijn hoofd richting leuning gedraaid, in de hoop nog een halfuurtje te kunnen indommelen ter compensatie van de weer veel te korte nacht.
Ik zit in een tweestrijd. Enerzijds is het zo zwaar om die pijn, dat verdriet en gemis te blijven dragen. Ik wil me zó graag terug gelukkig kunnen voelen, maar dat gaat niet zomaar. Daarvoor ben ik te hard verscheurd, ben ik te veel kwijt geraakt, moeten we te veel verdriet en pijn dragen. Alleen al het besef dat we levenslang die pijn, dat verdriet en gemis moeten dragen is zo ontzettend zwaar.