mama met newborn

Post Partum Perikelen: lap, daar loert de postnatale depressie om de hoek

22/04/2024

Hoe kun je nu in godsnaam depressief worden als je net een schattig baby'tje hebt gekregen? Dat is toch het beste wat je kan overkomen? Ik begreep het niet. Veroordeelde in mijn gedachten die “slechte, ondankbare mama’s”. Tot ik zelf mama werd. En het allemaal niet liep zoals ik dacht. En zelf in die allesverterende, zwarte, diepe put belandde. Ik kan je nu met mijn hand op het hart zeggen: Je kunt SERIEUS depressief worden van zo’n onschuldig hummeltje. En misschien ook voor mezelf: dat is karma.

Jullie kunnen nu al enkele maanden mijn niet al te vrolijke belevenissen lezen op Mama Baas. Het helpt me om alles op een rijtje te zetten. En ik besef daardoor dat het een perfecte mix was om een postnatale depressie te laten opborrelen. Hopelijk hebben jullie hier ook iets aan. Herkennen jullie op tijd de tekenen om hulp te vinden voor het erger wordt.

Liters tranen

Vlak na de geboorte heb je de befaamde baby blues. Je hebt een mensje uit je lijf geperst
(of in mijn geval: onverwachts uit je lijf laten snijden) en de hormonen gieren door je lijf. Je draagt net als je baby luiers, je persoonlijke hygiëne gaat er op enkele dagen bliksemsnel op achteruit en die borsten zijn ineens kanonballen die barsten van de melk en bovendien doen ze ontzettend veel pijn. Net als die snede in je buik, trouwens. Achteraf ben ik misschien toch een beetje blij dat ik me totaal niet had ingelezen over keizersnedes…

Nu, 3,5 jaar later, besef ik dat ik al van bij de geboorte van L. niet oké was. De bevalling was een ramp geweest, de borstvoeding was mislukt. En T. en ik zaten moederziel alleen op de materniteit door die stomme corona. Terwijl ik gewoon mijn mama wilde. Haar geruststellende woorden horen en door haar vastgehouden worden. Ik had net een kind gebaard, maar voelde me zelf nog eentje. Hoe zou ik dan voor dat onschuldige wezentje kunnen zorgen? Hoe houd ik dat überhaupt in leven? Hoe onverantwoord is het om ons met kleine L. naar huis te sturen?!

Naast blijdschap (L. was echt een ontzettend mooie, prachtige baby), voelde ik tegelijkertijd de angst de hele tijd sluimeren. Ik keek naar L. en wist dat het mijn baby was. Maar ik voelde het niet. Dat verliefde, onmiddellijke moedergevoel waarover iedereen het had… Het was er niet bij mij. Wat scheelt er met mij? Hoe ga ik dit doen? Ik was helemaal getraumatiseerd door die bevalling en voelde me een mislukkeling. De borstvoeding die niet gelukt was, deed me helemaal waardeloos voelen. Als ik aan de dagen op de materniteit terugdenk, voel ik nu weer het constante onbehaaglijke gevoel dat ik had. Zo verloren. Zo leeg. Zo verdrietig. En denk ik aan de liters tranen die bij mij gevloeid zijn.

Geen weg terug

Eenmaal thuis dacht ik me minder opgesloten te voelen, maar het tegendeel was waar. Door mijn spoedkeizersnede kon ik de eerste weken nog niet zo goed uit de voeten en zat ik praktisch van ‘s ochtends tot ‘s avonds opgesloten op hetzelfde verdiep. Ik kon wel trappen doen, maar mijn lieve, bezorgde wederhelft T. wilde dat ik niet te snel te veel deed. De bakker, op 500 meter van ons huis, was bijvoorbeeld nog veel te ambitieus. Dat lukte de eerste twee weken niet. Daarnaast teisterde een hittegolf de zomer waardoor we L. ook liever binnen hielden en was corona de kers op de taart. Gevolg: thuis liep ik de muren op.

Wat heb ik gedaan, wat heb ik gedaan, wat heb ik gedaan… Elke dag vroeg ik me het een paar keer af. L. was zo gewenst, zo gewild. En nu was hij hier en voelde ik gewoon paniek. Er was geen weg terug. Ik wilde ineens niet meer. Hoe verloren en hulpeloos ik me thuis voelde als T. even weg was om babyspullen van de geboortelijst te gaan ophalen, of L. ging inschrijven bij de gemeente. Alsof ik een vreemde was in mijn eigen huis. 

Die eerste dagen thuis huilde L. nog geen uren aan een stuk, dus had ik hem nog niet voortdurend vast. Maar ook al lag hij vredig rond te kijken in zijn park, ik bleef nerveus heen en weer lopen in huis. Probeerde op te ruimen, deed tegelijkertijd niets. Ik wist met mezelf totaal geen blijf. Wat moet ik doen met die baby in huis?!

Knoert van een depressie

Om orde in mijn psychisch gestoorde hoofd te krijgen, heb ik een opgeruimde omgeving nodig. Fun fact: dat is gewoonweg onmogelijk met een kersverse baby in huis. We woonden in een stort. De hal stond vol met babycadeaus die we van iedereen hadden gekregen, een deel ervan stond in onze living. Overal stonden dozen en speelgoed. Ons keukeneiland stond vol met afgewassen, gesteriliseerde flesjes die we drie keer per dag schoonmaakten, de living rook muf naar zweet, overgeefsel en een volle luieremmer (ramen openzetten ging met de hittegolf overdag ook niet echt…). Ik schaamde me dood als de vroedvrouw aan huis langs kwam in onze rommelige, stinkende woonst.

Verder maakte L. het ons ook niet gemakkelijk, met die zoektocht naar de juiste flesvoeding, de reflux, de vermoedelijke koemelkallergie, de slapeloze nachten (ongelooflijk wat slaaptekort met je gemoed doet) én het feit dat hij een huilbaby was. Nu ik alles voor Mama Baas zo uitschrijf, in de hoop om andere mama’s (en papa’s) te steunen en te laten weten dat ze niet alleen zijn, ben ik eigenlijk niet meer verbaasd (of beschaamd) dat ik een knoert van een postnatale depressie ontwikkelde ;-).

Verstoppen voor de buitenwereld

Bovendien was die moederschapsrust de eenzaamste periode ooit. Mijn meest sociale contact met iemand die in levenden lijve voor me stond, was met een bezorger van PostNL. Die bezorger kwam ons bijna wekelijks benodigdheden zoals pampers en billendoekjes brengen die we via bol.com bestelden. Al kon je dat met een korrel zout nemen, dat contact. Meestal kwam er niet veel meer uit dan een ‘alles goed?’ en ‘ja, hoor, met jou?’. Maar gezien de producten die hij bracht en ik eens tijdens het verluieren door de deurbel verrast was en met een half blote baby op de arm kwam opendoen, had hij door dat ik net mama geworden was. En ontdekte ik dat hij ook net papa geworden was. Zo liet hij eens heel fier op zijn telefoon een fotootje van zijn pasgeboren dochtertje zien. Ik weet nog altijd hoe ze heet. Het was leuk, het was verwarmend. Je voelde hoe iedereen snakte naar het menselijk contact dat ons ineens zo bruut afgenomen was.

Niet echt toppie als je op dat moment depressieve gevoelens aan het ontwikkelen bent. De psychiatrisch verpleegkundige van de Moeder-Baby Eenheid van Zoersel (daarover later meer), kaartte het mooi aan: ‘Door de corona hebben jullie veel te lang verstopt gezeten.’ En ze had een punt. We waren net ouders geworden van een prachtige baby. We waren supertrots en wilden hem aan de hele wereld tonen. In plaats daarvan verstopten we hem voor die gevaarlijke buitenwereld waarin te dicht bij elkaar ademen je doodvonnis kon betekenen. 

Onze (schoon)ouders moesten hun (eerste) kleinkind via het scherm ontmoeten, konden/mochten hem niet aanraken. Ook de rest van onze familie en vrienden niet. Enkel zorgkundigen kregen het privilege om dicht bij ons te komen en de kleine aan te raken en in de armen te nemen (vreemd gevoel hoor, dat je eigen moeder je baby niet mag vasthouden, maar je je kindje wel aan een volslagen onbekende overhandigt in de kinderopvang). Het eenzame, stille verblijf op de materniteit was al een eerste indicatie van hoe ons eerste jaar met L. er ging uitzien: heel veel gehuil, de eerste mentale breakdowns en het besef dat je er noodgedwongen alleen voor stond.

Thuis zaten we ook altijd alleen. Op de vroedvrouw na, kwam niemand die eerste weken bij ons binnen. Ja, in de hal wel, met de voordeur wagenwijd open voor verluchting en iedereen met maskers op het gezicht. Het deed pijn, langs beide kanten. Wij weigerden uit angst voor onze baby waar we al zoveel moeilijkheden mee ondervonden, de anderen te dicht te laten komen. Tegelijkertijd konden we zo hard een knuffel gebruiken. En zij, de bezoekers, waren ook gekwetst. Kregen onterecht (!) het gevoel dat ze niet binnen mochten komen. Dat ze niet belangrijk genoeg waren om kennis te maken met kleine L. Dat ze een gevaar waren voor onze baby. Lieve naasten: het spijt ons. Echt waar. Het was zo’n rare tijd. We wisten oprecht niet met wat we goed deden.

Rouw om wat er niet was

Mijn psychologe bij wie ik nog steeds langs ga (een toppertje trouwens), benoemde het verdriet en de duistere gevoelens die T. en ik hadden als rouw. Rouw kan blijkbaar vele vormen aannemen.

Allereerst de rouw om mijn overleden broer. Het zware gemis, en het besef dat hij het nieuwste familielid nooit zal ontmoeten en L. nooit zal exact weten wie die gekke nonkel Robin was.
Rouw om een (normale) bevalling die ik gemist leek te hebben.
Rouw om de borstvoeding die niet lukte.
Rouw om een gemiste (en eenzame) periode door de corona. 

De zwangerschap die we in isolatie moesten uitzitten. De fysieke afwezigheid van de wederhelft bij de echo’s (de enkele die we nog kregen, want we hebben een paar moeten overslaan wegens niet nodig – hij moest via Facetime volgen). De geschrapte rondleidingen op de materniteit, de prenatale sessies die via Zoom moesten doorgaan. De stress om een positieve test bij de bevalling. Die vervelende maskers die we op de materniteit moesten ophouden zodra iemand binnen kwam. 

Niemand op bezoek (ook met Kerst zaten we helemaal alleen), voortdurend, uitzichtloos alleen zitten met je pasgeboren (constant huilende) baby die je aan niemand kunt laten zien. Als compensatie maakten we veel filmpjes voor de familieleden, maar dat is toch niet hetzelfde. Sommige familieleden hebben L. pas ontmoet toen hij al kon lopen. Het doopsel van L. dat we twee, drie keer uitgesteld hebben omdat er weer een nieuwe coronagolf was. Binnen bij de crèche je kindje geen afscheidszoen meer kunnen geven omdat je je masker moest ophouden en je de klasjes niet binnen mocht om besmettingen te vermijden. Zelfs zoiets banaals (achteraf gezien) als de suikerbonen niet kunnen uitdelen, deed me verdriet.

Het voelde zo oneerlijk aan. Ik wilde ook een kindje op een “normale” manier krijgen. Een baby die het niet doodnormaal vond dat iedereen maar halve gezichten had en een vod voor de neus en mond had hangen.

En spijt. Dat voel ik ook nog steeds een beetje. L. was een helse huilbaby. Maar wel ongelooflijk schattig en mooi. Wanneer ik nu filmpjes en foto’s van mijn kleine man zie en besef hoe hij gegroeid is (hij wordt al vier jaar deze zomer), voel ik altijd die knagende onzekerheid. Heb ik die periode wel genoeg van hem genoten? Heb ik ingezien wat voor een lief, klein wondertje ik in mijn leven mocht verwelkomen?

Het is rouw om een baby’tje dat ik in mijn gedachten had, en in realiteit een stuk moeilijker en minder idyllisch bleek te zijn (maar wel volledig mijn hart gestolen heeft). Het is rouw om een periode die nooit meer terugkomt.